De winnaars
Edward van de Vendel (1964) groeide als oudste van drie kinderen op in een echt onderwijsgezin: zijn vader was hoofd van een christelijke basisschool en zijn moeder was kleuterjuf. Na de middelbare school in Culemborg, waar hij lid was van het schoolcabaret en liedjes ging schrijven, studeerde hij aan de Pedagogische Academie en richtte hij samen met anderen een eigen school op in Heemstede. Vier jaar lang was hij daar directeur, toen wilde hij zelf weer voor de klas en ging hij lesgeven op een school in De Groeve.
Van de Vendel woont nu in Rotterdam. Hij geeft geeft lezingen over zijn eigen werk en hij schrijft: gedichten, toneel, jeugdromans en non-fictie. Zijn eerste gedichten schreef hij tijdens zijn studie. Hij publiceerde ze in de Blauw Geruite Kiel, de jeugdbijlage van Vrij Nederland. In 1996 verscheen zijn eerste bundel, Betrap me. Van zijn ontelbare boeken zijn er velen meerdere malen bekroond.
Edward van de Vendel kreeg grote bekendheid door zijn vrolijke Superguppie-kinderliedjes. Hij schreef ook het Kinderboekenweekgeschenk voor 2005: Wat rijmt er op op puree? Edward van de Vendel was ook de initiatiefnemer van de Slash-serie, waarvoor hij in 2008 het eerste deel schreef: De gelukvinder, en van ABC-yourself.
Fleur van der Weel (1970) studeerde aan de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht. Behalve illustrator is ze ook grafisch vormgever, vrij schilder (olieverf op doek) en decorateur van kindermeubels. Ze maakte de illustraties bij de drie Superguppie-bundels van Edward van de Vendel. Van der Weel werkte ook samen met bijvoorbeeld Bibi Dumon Tak en Rindert Kromhout. Bovendien maakte ze haar eigen prentenboeken over het poesje Piep.
De jury
In 2004 bestond de jury uit Anton Korteweg, Bregje Boonstra, Johan Dockx, Jan Smeekens. In het juryrapport zeggen zij over Superguppie:
“Goede kinderpoëzie is goed voor kinderen. Meer hoeft niet. Dus niet noodzakelijk ook goed voor volwassenen. Goede autobanden zijn goed voor auto’s. Meer hoeft ook niet. En dus moet goede kinderpoëzie:
1. van een verrassende eenvoud zijn, en op de eigen situatie toepasbaar.
2. de verbeelding prikkelen.
3. iets onbevangens, speels, eventueel wat meligs hebben.
Superguppie van Edward van de Vendel en Fleur van der Weel bezit deze eigenschappen. Wat dacht u. De gedichten zijn weldadig concreet en levendig. Er straalt een ongedwongen taalplezier van af, wat blijkt uit spellinggrapjes als ‘kijkes wieze vieze voeten’, eigengebakken woorden als ‘waterwoordendoof’ en leuke rijmen als ‘oudemannen- spel – oudemannen-snel’. Ook de beeldspraak is ongekunsteld. En grote levenszaken zoals de dood, komen alleen impliciet aan de orde, opgeroepen door treurige exempelen als een door de kat leeggevist guppie-aquarium, of een merel met de pootjes omhoog. Grote verdienste: het kinderperspectief wordt hooggeacht:
alle guppies die ik had
zwemmen nu
in onze kat
Van der Weels illustraties vallen allereerst op omdat het kind dat aan het woord is, een hond blijkt. Zij het in silhouet en lopend op z’n achterpoten, dus niet al te realistisch honds. Dat geeft de combinatie gedicht – tekening een enigszins surrealistisch karakter. Het andere opvallende is, dat ze soms niet zozeer het gedicht illustreren alswel dat aanvullen. Zo brengen woord en beeld elkaar in een win-win-situatie.”
Lezing
In 2004 werd de Woutertje Pieterse Lezing gegeven door Aukje Holtrop. De titel was Jetse, Kees en Wouter: aardige jongens van rond 1900.
In: Literatuur zonder leeftijd, jaargang 18 (2004), afl. 64, blz. 166-172.
Lessuggesties
Bij Superguppie is lesmateriaal ontwikkeld, geschreven door Lieke van Duin (publicist, redacteur en auteur) en Jos van Hest (publicist, poëziedocent en dichter).