Het voorbeeld van Madonna
Woutertje Pieterse Lezing, uitgesproken op donderdag 2 maart 2006, Theater De Balie, Amsterdam
Dit stuk gaat over aandacht. Over aandacht geven en aandacht krijgen, en vooral of je aandacht moet geven aan de aandacht die je krijgt.
Veel schrijvers zeggen dat aandacht niet belangrijk is. Dat zijn meestal de schrijvers die vanzelf in de krant komen, ook als ze geen nieuw boek hebben, maar wel hun been hebben gebroken of een nieuw huis hebben gekocht.
Veel schrijvers krijgen geen aandacht. Daar zijn ze meestal zuur om, maar ze zeggen nee nee nee.
Dit stuk is niet zuur. Als je het zo leest, dan ligt het niet aan mij. Ik constateer een paar dingen, meer doe ik niet, en op het eind ga ik een hit zingen met een betekenisvolle tekst. Dat is een truc van mij. Een hit blijft hangen, dus de tekst van de hit ook. Met een beetje geluk kun je daardoor beter onthouden wat ik in dit stuk heb gezegd.
In de kinder- en jeugdliteratuur is aandacht een geliefd onderwerp. De volwassen lezer van morgen wordt gevormd door de kinder- en jeugdboeken die hij nu leest, dus vragen kinder- en jeugdboekenmensen zich op gezette tijden af waarom er in de media zo weinig plaats wordt gemaakt voor kinder- en jeugdliteratuur — als het dan toch het fundament is waarop de rest wordt gebouwd.
De kinder- en jeugdliteratuur is niet de enige die kreunt. De hele cultuursector heeft last van een toenemend gebrek aan aandacht. In zijn essay Wat kan het schelen luidt Jonathan Franzen al in 1996 de alarmklok. Hij haalt het voorbeeld van Time aan. Tot de jaren negentig stelde het blad zich ten doel de nationale smaak te vormen, maar — constateert Franzen — nu functioneert het voornamelijk nog als afspiegeling ervan.
Het is lang zoeken om anno 2006 nog een tijdschrift of een programma te vinden ‘dat de nationale smaak vormt’. Het is anno 2006 lang zoeken om nog een tijdschrift of een programma te vinden dat zin heeft om — ik noem maar wat — tendenzen binnen de literatuur te belichten, of te focussen op het talent van een illustrator, laat staan om een item te wijden aan die ene debutant die nu al verbaast en morgen waarschijnlijk heel veel mensen zal omverblazen.
Er wordt op veilig gespeeld. De voorkeur gaat naar Dan Brown — met in de rand de zogenaamd kritische vraag of hij zijn succes wel heeft verdiend, en naar J. K. Rowling — met dezelfde zogenaamd kritische vraag. Die wordt dan wel beantwoord door Piet, Miet, de bakker en zijn buurvrouw, en niet door iemand die thuis is in de boeken of het werk van Brown of Rowling in het bijzonder, maar ach: het doel is niet de smaak te vormen, je moet als medium een spiegel zijn.
Veel mensen maken zich druk over de verslappende aandacht voor cultuur. De meeste mensen zijn genoodzaakt zich daar innerlijk over op te winden, dat is vervelend voor ze. Ze willen wel een uitgebreid stuk schrijven, maar er is geen plaats voor in de krant. Ze willen wel tijd maken om hun onderbouwde mening te geven, maar er is geen tijd voor op de televisie.
Time goes by, zingt Madonna aan het begin van Hung up, maar het is te vroeg om de rest van de hit te zingen.
Eind oktober 2005 maakte een belangrijke Belgische krant een bladzijde vrij voor een grote foto van Madonna. Om haar heen stond een beschouwend, tikje monkelend stuk, waarin de journalist liet weten dat de lezer zich geen zorgen hoefde te maken. Het kwam binnenkort weer goed met Madonna, als haar nieuwe cd uit was. Ze had er de laatste jaren een potje van gemaakt, met die verhuis naar het Engelse platteland en haar bijbaantje als kinderboekenschrijfster, maar pas op: Madonna was nog altijd een moderne vrouw. Wat de kwaliteit van haar boeken ook is, de boodschap van de journalist was wat mij betreft enigszins beledigend. Het is niet omdat je kinderboeken schrijft, dat het dan slecht met je afloopt.
Toen leefde ik nog in het tijdperk van de brief. In dat tijdperk overwoog ik bij het minste geringste om voor de goede zaak in de pen te klimmen, en mijn kostbare tijd te gebruiken voor het helder en scherp verwoorden van een aantal argumenten pro of contra. De goede zaak was doorgaans de kinder- en jeugdliteratuur, en ik deed het, omdat ze ergens alweer was vergeten, of betutteld of in drie regels afgehandeld.
Het was een aangenaam tijdperk, ik moet het toegeven. Ik beleefde erg veel plezier aan de denk- en schrijfoefeningen. Ik werd er ook almaar beter in.
Mijn langste brief ging naar een reclamebedrijf dat voor een Belgische kwaliteitskrant een radiospot had gemaakt, omdat er een boek van mij cadeau werd gegeven in ruil voor spaarpunten. Ik kan je de spot laten horen, maar ik wil het gezellig houden. Beter kan ik proberen de spot na te doen, dan doe ik iemand na die mij nadeed, dan is er toch iets grappigs aan:
Volwassene (wervend): Als kleine jongen had schrijver Bart Moeyaert één grote droom.
Sint (warm): Dag Bartje.
Kind (idioot): Dag Sinterklaas.
Sint (warm): Dag jongen, wat wil jij doen als je groot bent?
Kind (idioot): Wel, ik zou graag ne boek make met drie verhale, allez, nen omnibus eigelijk, en die dan met de krant meegeve. Dus de mense moete punte spare en ze legge er nog twee euro negenennegentig bij, en voilà: ge kunt mijne boek ophale.
Ik heb een weeklang niet naar de radio geluisterd. Ik schaamde me dood. De hele spot druiste in tegen alles wat ik over kinder- en jeugdliteratuur denk, en dat hele gedachtengoed van bijna twintig jaar werd door een copywriter in twintig seconden een paar keer per dag gebagatelliseerd.
Ik schreef een brief. Ik kan ze je voorlezen, maar ik wil het gezellig houden. De brief ging over ernstig genomen worden. Ik dacht eraan een paar namen te noemen, en te vragen wat voor radiospot het reclamebureau zou verzinnen als een krant eens een boek van Hugo Claus of Harry Mulisch zou weggeven in ruil voor spaarpunten. Zouden Hugo of Harry dan ook zeven zijn, en een achterlijk stemmetje opzetten? Maar die vraag stelde ik maar niet.
Het kwam niet helemaal goed met de actie van de omnibus, en ik werd die hele week vaak met een idioot stemmetje aangesproken, maar de mensen die voor de spot gezorgd hadden zaten erg met de situatie verveeld, en ze zochten manieren om recht te zetten wat er was scheefgegaan. Dat was attent van hen. Het is altijd attent als iemand het na een belediging probeert goed te maken.
Het gebeurde ook wel eens dat ik een brief schreef, die ik daarna niet verstuurde.
Je bent net als ik Het Televisiemoment van 2004 niet vergeten, toen Martha Heesen en Peter van Gestel en Guus Kuijer en Ed Franck en ik samen met vijf kinderen live op antenne waren. De Jonge Gouden Uil Publieksprijs werd om zes uur bekendgemaakt op Ketnet. Martha en Peter en Guus en Ed en ik zaten met die kinderen naast elkaar op een trappetje, het was schattig om te zien, met onze knietjes zo hoog opgetrokken. Een presentatrice die het heel vlot deed vroeg ons live of we in één zin ons boek konden navertellen, en daarna vroeg ze aan ons bijbehorende kind om zijn of haar appreciatie van het boek in één woord samen te vatten. Het was schattig om te horen hoe Peter abusievelijk Peter Gestels werd genoemd, dat kan altijd gebeuren, en het was ook erg schattig om te horen hoe Guus Kuijers en Marja Heesen en Ed Franken en ik de kans grepen om ons boek in één zin samen te vatten, en hoe die kinderen ruimschoots de tijd kregen om het woord ‘spannend’ of ‘mooi’ of ‘verdrietig’ in één keer uit te spreken. Het was informatief sterke televisie, en het ging over kinder- en jeugdliteratuur — we mochten blij zijn dat het vijf minuten op antenne was — en het was grappig, erg grappig, potsierlijk eigenlijk.
De brief die ik naderhand schreef omdat ik zo intens bedroefd was om wat ik later op de avond met eigen ogen zag, heb ik niet verstuurd. Op het einde van de live bekendmaking van de Gouden Uil, om een uur of tien op Canvas, zag ik met lede ogen aan dat de Gouden Uil Winnaar Literatuur, Hafid Bouazza, terecht in de bloemen en het overdadige flitslicht werd gezet, terwijl Gouden Uil Winnaar Jeugdliteratuur Martha Heesen onterecht met haar bloemen naar haar kop lauwe koffie terugkeerde, naar de overdadige schaduw. Twee winnaars op nog geen drie meter afstand van elkaar, en niemand die het verstand had om die winnaars bij elkaar te brengen in functie van de foto op maandag in de krant, of nee: in functie van de hele literatuur.
Ik vond het een belediging voor Martha, en ik vond het ook nog eens een belediging voor de hele kinder- en jeugdliteratuur — het feit dat niemand het ongewoon vond wat daar gebeurde. Hoewel het nog het tijdperk van de brief was, belde ik op, dat ik een onderhoud met de programmamakers wilde, waardoor ik de kans kreeg om op de man af te vragen wat ze dachten dat Connie of Hafid of Hugo of Margriet of Harry zouden doen als ze op een trappetje zouden moeten zitten, met een lezer naast hen, om daar in één zin en één woord hun boek samen te vatten? Wat zouden Cees of Gerrit of Walter of Monika doen, als ze koffie zouden drinken naast een haag van aandacht voor de Gouden Uil Winnaar Jeugdliteratuur? Zouden ze een brief schrijven? Rel schoppen? Iets kloeks zeggen over de zin en onzin van prijzen?
Aan het tijdperk van de brief hou ik naast een geoefende pen ook veel brandend maagzuur over. Ik kom er namelijk nooit achter of wat ik zeg wel gehoord wordt zoals ik het bedoel. Ik ben er me als Pew uit het prachtige Vuurtorenwachten van Jeanette Winterson van bewust dat woorden te kort schieten: “De ware dingen zijn te groot of te klein of hebben in ieder geval altijd de verkeerde grootte om te passen in het sjabloon dat taal heet.”
Als ik bedenk dat niemand het ongewoon vond dat Martha naar haar stoel terugkeerde en op maandag dus niet op de foto stond, dan zou ik somber kunnen worden, en verzuchten dat zoveel mensen zoveel woorden verspillen aan het belang van de kinder- en jeugdliteratuur, en dat de woorden wel gehoord worden, maar ondertussen nooit deel gaan uitmaken van de genen van de literatuur. Als iets dat logischerwijze deel is van het geheel, en samen op de foto moét.
Het is een feit: hoe ik mijn ideeën over de volwassen behandeling van de kinder- en jeugdliteratuur ook probeer te verpakken, in het kort of het lang, bloedernstig of juist niet, ik besef dat mijn tong uiteindelijk toch altijd blokkeert, omdat het luisterende oor eigenlijk nooit precies begrijpt wat ik bedoel. De discussie over kinder- en jeugdliteratuur krijgt geen vaste grond, en zal waarschijnlijk geen vaste grond krijgen. Het beeld dat mensen hebben van kinderen en jongeren interfereert met het beeld dat mensen hebben van literatuur voor kinderen en jongeren, interfereert met het beeld dat schrijvers zelf hebben van literatuur voor kinderen en jongeren, interfereert met hoe de media omgaan met literatuur voor kinderen en jongeren, en vanzelf kom ik terug bij Madonna.
Want ik ben niet somber. Time goes by so slowly, zingt ze aan het begin van Hung up. Maar: het is nog te vroeg om de hele hit te gaan zingen.
Madonna is een goed voorbeeld voor mensen die zich afvragen wat ze met hun leven moeten doen. Die mensen moeten gewoon doen wat ze moeten doen. Op Madonna’s website is te zien hoeveel gezichten ze heeft gehad. Soms staken haar borsten naar voren, en een andere keer haar gedachtengoed, en als ze niet blond was aan de buitenkant dan zorgde ze er wel voor dat ze blond was aan de binnenkant. Ze is altijd ongrijpbaar geweest, en dat is een voordeel en een kracht.
Daar kan de kinder- en jeugdliteratuur — ach nee de hele literatuur, en plak er ook de hele cultuur maar tegenaan — haar lessen uit trekken.
In de krant die in oktober nog plaatsmaakte voor Madonna stond in november een grote foto van Enya Brennan, kortweg Enya. Om haar heen stond een beschouwend, tikje monkelend stuk, waarin de journalist liet weten dat Madonna met haar nieuwe cd — die bij verschijnen nog vier sterren had gekregen — wel helemaal terug was, maar dat ze daarom niet moest denken dat ze de hele wereld regeerde. Enya scoorde met haar nieuwe cd namelijk hoger, terwijl ze nooit live-optredens gaf en geen gedaanteveranderingen onderging — dat was nu eens de conclusie waarover de lezer lang kon nadenken.
Die dag in november, toen ik zag dat iemand het ene moment om zijn of haar mérites wordt bejubeld, en het andere moment om diezelfde mérites wordt gekelderd, wist ik: het is nooit goed. Je moet gewoon doen wat je aan het doen bent. Altijd.
Schrijfster Zadie Smith — die een hekel heeft aan de media en journalisten als journaille behandelt — haalt in een interview het voorbeeld van Madonna aan. ‘Hedendaagse mediasterren,’ zegt ze, ‘creëren symbolische versies van zichzelf en leven daardoor in een compleet onechte, beperkende wereld. In zekere zin doe ik hetzelfde, maar op een heel andere manier. Ik zit hele dagen binnen, ga nooit naar feestjes of op reis. Het enige wat ik doe is lezen en schrijven. Dat is mijn manier om te overleven.’
Precies. Je energie moet gaan naar jouw manier om te overleven. Als dat het schrijven van boze brieven is, moet je dat vooral doen. Maar verder laat je de media gaarkoken in hun eigen sop. Laat ze maar vergeten wat de betekenis is van literatuur, en kinder- en jeugdliteratuur in het bijzonder. Laat ze maar doen wat Time doet: afspiegelen, aandacht geven aan wat al aandacht krijgt.
Wat mij rest zijn mijn gezicht, mijn gebaren, mijn geblokkeerde tong. Natuurlijk denk ik aan kinderen en wat zij leuk vinden, natuurlijk denk ik aan jongeren en wat zij leuk vinden, maar ik denk in de eerste plaats aan wat mijn vertelstem en ik leuk vinden, en ik denk ook aan de veranderende tijd waarin ik leef en ik denk ook aan hoe ikzelf verander, en dat hele pakket, dat ben ik. Ik schrijf wat ik schrijf, en als mensen niet verder kijken dan hun neus lang is, dan lezen ze me maar nooit. Ik ben Madonna niet, maar wat zij zingt op een cd is wat ik op mijn manier opbiecht op papier. Of, om met Zadie Smith te spreken, dat is nu eenmaal mijn manier van overleven.
Ik ging nog voor je zingen. Het is een hit van Madonna, de ongrijpbare, dat mens dat verhuisd is, kinderboeken schrijft en minder verkoopt dan Enya. Het lijkt een tekst van niks, maar wat ze zingt is slim en bruikbaar. In Hung up is ze het moe om verantwoording af te leggen voor wat ze doet. Jij gaat me niet meer afremmen of betuttelen, dat zingt ze.
In de afgelopen maanden is er veel met mij gebeurd. Ik ben Stadsdichter van Antwerpen geworden. Samen met Hugo en Erwin en Tom en Anna en Gerrit en Remco en Frans heb ik deel uitgemaakt van de Nederlandse affiche van Saint-Amour. Van ‘Verzamel de liefde’, de bundel die eerst bij Querido Kinderboeken verscheen, is een nieuwe editie verschenen bij Querido Volwassenen. Zelf ben ik geen haar veranderd, ik denk nog altijd hetzelfde als verleden jaar, maar door de drie hoger genoemde feiten heb ik weer eens aan den lijve ondervonden hoe het gaat met de verschillende maten en gewichten. Je raadt al hoe het gaat met de verschillende maten en gewichten. Verschillend.
Ik schrijf er eens geen brief over. Ik schrijf de Woutertje Pieterse Lezing, constateer een paar dingen, en op het eind zing ik een hit waarvan ik hoop dat ze blijft hangen. Ik ben het moe om verantwoording af te leggen over wat ik doe. Jij gaat me niet meer afremmen of betuttelen.
Time goes by so slowly. Time goes by so slowly. Time goes by so slowly for those who wait. No time to hesitate. Those who run seem to have all the fun. I’m caught up. I don’t know what to do. Time goes by so slowly. Time goes by so slowly. Time goes by so slowly.