Stella – Lessuggesties 2017

Bij Stella, het boek waarmee Gerda Dendooven de de Woutertje Pieterse Prijs 2017 won, is onderstaand lesmateriaal ontwikkeld door Lieke van Duin en Jos van Hest. Er is ook een pdf beschikbaar.

Boek

Stella – ster van de zee is een ontroerend verhaal over adoptie en anders-zijn. Wie begint te lezen, denkt meteen aan de actualiteit van vluchtelingen die in gammele bootjes de zee oversteken naar veiliger landen, en aan de velen die daarbij verdrinken. Maar al snel krijgt het verhaal een eigen wending.

Een man en vrouw zijn met hun hond Bruno aan het vissen in een klein bootje. Ze vinden iets vreemds in hun netten. Geen vis maar wel een levend wezen. Met veel haar. Ze zijn er bang voor. ‘Pas toch op! Straks wurgt het ons nog met die lange haren. Of het spuwt gif.’ Als ze de wieren en schelpen uit het haar hebben gevist, zien ze dat het een meisje is, een baby met grote handen en voeten. Eerst slaapt ze lief, daarna krijst ze als een brandweersirene en verslindt ze de ene vis na de andere. ‘Dit noemen ze dus reuzehonger,’ zei de man. Aan land gekomen blijkt dat niemand een kindje mist, waarop ze besluiten haar te houden en Stella Maris te noemen, Ster van de Zee.

Een tijdje zijn ze gelukkig, maar Stella groeit wel erg hard en wordt oersterk. Op de prent waar ze hond Bruno optilt, doet ze aan Pippi Langkous denken. Op school gaat het aanvankelijk goed met Stella en alle kinderen houden van haar. Maar ze blijft groeien, zodat ze niet meer in de klas past, per ongeluk kinderen omver loopt, boekentassen vertrapt en tegen iedereen aan botst. Ze wordt – tegen de zin van haar klasgenootjes – van school gestuurd. Zelfs het vissershuisje wordt te klein voor haar. Ze kan alleen nog eenzaam op het strand zitten en liedjes zingen die niemand begrijpt. Boten varen langs, vol toeristen die ‘de reuzin’ willen zien en fotograferen. Tot Stella er genoeg van krijgt om kermisattractie te zijn, het water inloopt en hoge golven maakt zodat de boten kapseizen. Een dramatische, mythische oerkracht spreekt uit de prent daarbij, waar Stella als een gekwelde GVR de drenkelingen redt en terugzet op hun boten.

Stella wordt steeds somberder en vertelt haar adoptie-ouders ten slotte dat ze de wijde wereld in wil, op zoek naar een plek waar ze wèl past en waar niemand bang voor haar is.

Ze gaat in het water liggen en laat zich wegdrijven, de visser en zijn vrouw ontsteld achterlatend.

Toch loopt het goed af. Op een dag krijgen de visser en zijn vrouw een brief van Stella. Ze schrijft dat ze een plek naar haar hart heeft gevonden en nodigt hen uit haar te komen opzoeken. Dan varen ze weg in hun bootje, op zoek naar hun Stella.

In eerste instantie geïnspireerd door de vluchtelingencrisis schreef Gerda Dendooven een sprookjesachtig verhaal over adoptie en over wat er kan gebeuren als een geadopteerd kind zich anders ontwikkelt dan andere kinderen. Stella belandt ondanks alle goede bedoelingen van haar omgeving in een isolement en gaat verlangen naar haar eigen roots. Dat wordt verteld in zinnen vol opsommingen en herhalingen. De korte zinnetjes waarin Stella zelf praat – ‘Niet doen’, zei Stella. ‘Ik alleen. Naar school. Toe Bruno, terug, nu.’ – contrasteren hiermee.

Gerda Dendooven illustreert in een gemengde techniek met aquarel en kleurpotlood, met markante details als roze luchten en op elke pagina meeuwen. Haar prenten, karikaturaal op het absurdistische af, vertonen duidelijk verwantschap met het werk van Wolf Erlbruch. Ze maakt van haar personages volkse types met grote handen en voeten, die ouderwetse kleren dragen vol streepjes en ruitjes. Maar ze maakt ze niet belachelijk. Door de personages uit te knippen en op te plakken geeft Gerda Dendooven ze het karakter van platte opzetfiguurtjes. Hoewel dat vervreemdend werkt, leef je als kijker en lezer toch mee met Stella.

Het boek is prachtig vormgegeven – door haar man Gert Dooreman – met veel aandacht voor detail: titel in blauw glanzend folie, een stevige papiersoort in zachtgeel, een fraaie, ruim gezette schreefloze letter in paars, en met rose-rode paginanummers.

Leeftijd en (voor-)lezen

Stella – ster van de zee is een boek voor kinderen vanaf zes jaar. Afhankelijk van de spanningsboog van de kinderen kan het boek in één tot drie sessies worden voorgelezen.

Groepsgesprek

Een goede manier om een kinderboek klassikaal te bespreken is door Aidan Chambers ontwikkeld. Chambers is een Engelse jeugdboekenschrijver die in 2002 de Hans Christian Andersenprijs kreeg. Hij is ook een specialist in leesbevordering en hij beschrijft deze aanpak, ontstaan in de praktijk van de basisschool, in zijn boeken Vertel eens en De leesomgeving, samengevoegd in Leespraat, Biblion 2012. De Vertel eens-aanpak komt erop neer dat de klas ongeveer drie kwartier over een boek praat naar aanleiding van vragen die de leerkracht stelt. De werkwijze is te gebruiken in de hele basisschool, op het vmbo en in de onderbouw havo/vwo.

De basisvragen van Chambers, die meestal veel reactie ontlokken, zijn:

  1. Wat vind je goed aan het boek?
  2. Wat vind je minder goed aan het boek?
  3. Wat vind je moeilijk? Makkelijk? Grappig? Bijzonder? Interessant?
  4. Wat valt je op aan hoe het boek is geschreven en getekend?

Zet de antwoorden van de leerlingen op deze vragen in steekwoorden op het bord. De eerste drie vragen vormen een inleiding tot de laatste vraag, die het belangrijkst is: hoe zit het boek in elkaar?

Als je kinderen leert daarop te letten, gaan ze beter kijken, luisteren en lezen. Dan kunnen ze meer genieten van een boek, en daar gaat het uiteindelijk om. Als ze er eenmaal mee geoefend hebben, dringt een boek beter tot hen door. Bij Stella – ster van de zee zijn de illustraties uitermate belangrijk. Betrek die daarom in de bespreking.

Zodra de leerlingen doorhebben dat dát nu stijlkenmerken zijn, gaan ze die in andere boeken ook herkennen. Soms vinden leerlingen na zo’n bespreking moeilijke aspecten niet moeilijk meer, of vallen hen opeens leuke dingen op die ze eerst niet zagen.

Mogelijke antwoorden op vraag 4

Qua inhoud

  • Het verhaal lijkt op dingen die in het echt gebeuren, maar ook op een sprookje.
  • Het boek is grappig en serieus tegelijk.
  • Alleen Stella en hond Bruno hebben een naam.
  • Je weet meteen dat Stella bijzonder is: als baby schrokt ze de ene vis na de andere op.
  • Wat kan en niet kan, loopt door elkaar; je kunt echt een kind uit zee redden, maar wat niet kan is dat een baby rauwe vissen heel doorslikt; wat kan is dat toeristen naar een bijzonder mens komen kijken, maar wat niet kan is dat een kind zó groot wordt.
  • Stella wordt net zo sterk als Pippi Langkous, heeft ook vlechtjes, maar lijkt qua karakter niet op haar.
  • Stella is een reuzenkind dat nooit gemeen is.
  • Fijn dat de kinderen uit haar klas het voor haar opnemen.
  • Fijn dat de visser en zijn vrouw haar als hun kind opvoeden: ‘Al is ons vissershuisje klein, in ons hart is plaats genoeg.’ (p. 15)
  • Het verhaal heeft een hoopvol open einde.

Qua vorm (tekst)

  • Stella praat in het begin in korte zinnen: ‘Flinke hond. Pootje en hapje. Brokje.’ (p. 23); ‘Dag,’ zei Stella (…), ‘ik ben.’ (p. 24); ‘Niet doen, Bruno. Ga weg. Nest,’ fluisterde Stella. (p. 24). Pas tegen het slot maakt ze langere zinnen: ‘Ik ben zo anders. Veel te groot voor jullie. Veel te gevaarlijk ook. Ik zoek een plek op mijn maat.’ (p. 39).
  • Er staan veel opsommingen en herhalingen in het verhaal: Het gromde en knorde. Het pruttelde en sputterde. (p. 11). Ze groeide en bloeide en straalde als de zon. (p. 17). Ze kusten en knuffelden en zwaaiden… (p. 23), Bang bang bang… (p. 23), … blutsen en builen, gebroken tanden en geplette tenen. (p. 31) Nee nee nee. (p. 36).
  • Er staan twee brieven in het boek (p. 31 en 43).
  • Een paar keer staat er dat Stella een geluid als een sirene maakt.
  • Als Bruno met zijn staart ‘praat’, is dat in hoofdletters (p. 7, 23)

Qua vorm (illustraties)

  • De illustraties zijn gemaakt met uitgeknipte figuren.
  • De personages zijn geen mooie mensen; ze zijn fors en hebben erg grote handen.
  • Ze zien er ouderwets uit.
  • Er zitten veel ruiten en strepen in hun kleren.
  • Stella heeft vanaf p. 16 altijd dezelfde jurk aan, hoe groot ze ook wordt.
  • In bijna alle illustraties speelt de lucht een grote rol.
  • Het begint en eindigt op een roze zomerdag.
  • Op elke bladzijde zijn meeuwen.

Tips

  • Er zijn meer vragen mogelijk; elke leerkracht ontwikkelt daarin zijn of haar eigen stijl.
  • Alles mag gezegd of opgemerkt worden. Niets is gek of stom.
  • Geef de leerlingen het gevoel dat hun antwoord belangrijk is. Er wordt niet door elkaar heen gepraat. Iedereen luistert naar elkaar.
  • Het boek moet niet te simpel en voorspelbaar zijn, anders zijn de leerlingen er snel over uitgepraat. Stella – ster van de zee is geschikt voor zo’n bespreking, evenals alle andere boeken die de Woutertje Pieterse Prijs hebben gewonnen.
  • De Vertel eens-aanpak werkt het best als je die regelmatig hanteert. Dan raken de leerlingen eraan gewend en gaan ze het leuk vinden om op ontdekkingsreis te gaan in andere boeken.
  • Meer informatie in Aidan Chambers: Leespraat, Biblion 2012.

 Praten

Over Groot Geluk

Voor de kust dobberde een bootje.
Groot Geluk, stond in mooie krulletters op de boeg geschilderd. (p.4)

Praat met elkaar over Groot Geluk. Vind je dat een goede naam voor een boot? Waarom zou deze boot zo heten?
Wat is voor jou een groot geluk? Ken jij een groot geluk in je eigen leven? Vertel erover.
Hoe groot kan geluk zijn? Kent iedereen een groot geluk? Kun je ook een groot geluk hebben en dat je dat niet weet? Bestaat er ook klein geluk? Ken jij een klein geluk in je eigen leven? Vertel erover.
Is geluk iets wat je toevallig overkomt? Of kun je ervoor zorgen dat je het krijgt?
Wat is een geluk bij een ongeluk? Heb je dat wel eens meegemaakt? Vertel!


Over een kind dat uit zee wordt gevist

Man, dit is geen vis, dit is een mens.
Wat zeg ik, dit is een kind.
Een levend kindje met heel veel haar.
Maar wat doet dit poppetje in het water?
Zou iemand het in zee hebben gegooid?
Of is het van een boot gevallen? (p. 7)

Vraag de kinderen te bedenken hoe het kind in zee is gekomen. Wie zou het in zee hebben gegooid en waarom? Of hoe kan het dat het kind van een boot is gevallen? Hoe is dat gebeurd? Wat zou er ook gebeurd kunnen zijn? Een kind uit zee vissen, is dat een sprookje of kan het ook in het echt?

Over adoptie

Dan zullen we haar maar houden zeker,’ zuchtte de vrouw. (p. 15)
‘Dag mama, dag papa. Tot…’ (p. 23)
‘Moeder, vader, ik ben groot en wijs genoeg,
Ik trek de wijde wereld in.’ (p. 39)
Ze omhelsde haar ouders en liep daarna wijdbeens de zee in. (p. 40)
Lieve goede ouders,
Eindelijk heb ik een plek gevonden naar mijn hart.” (p. 43)

De visser en zijn vrouw houden het kind dat ze hebben gevonden. Ze zorgen ervoor alsof het hun eigen kind is. Stella noemt hen eerst mama en papa, daarna moeder en vader en ze vindt hen goede ouders. Het verhaal van Gerda Dendooven gaat ook over adoptie.

Nodig de kinderen uit om te praten over adoptie. Wat is dat en hoe gaat dat? Hoe zou het zijn om een geadopteerd kind te zijn? Of om een geadopteerd broertje of zusje te hebben? Hoe zou dat voor Stella zijn? Denk je dat Stella vaak denkt aan haar echte vader en moeder? Waarom denk je dat?

Aan het eind van het verhaal verlaat Stella de visser en zijn vrouw die voor haar gezorgd hebben als lieve, goede ouders. Waarom doet ze dat, denk je? Doen kinderen die geadopteerd zijn dat (soms/vaak) ook? Waarom?

Over een nieuw kind in de klas

‘Welkom’, zongen de meester en de kinderen in koor. (…)
‘Kom je naast mij zitten,’ riep een meisje.
‘Hier is ook een plaatsje,’ wuifde een jongen. (…)
Er werd gefluisterd, er werd gegiecheld. (p. 24)

Praat met elkaar over een nieuwkomer in de klas. Hoe zou het voelen om een nieuw kind in een vreemde klas te zijn? Heb jij dat wel eens meegemaakt, als nieuwkomer of als kind in zo’n klas? Hoe ging het toen? Was je een nieuwkomer die geen Nederlands sprak? En hoe was dat voor de andere kinderen? Wat vind je van de meester en de schoolkinderen in het verhaal? Wat doen ze en wat doen ze niet? Gaat zo’n ontvangst altijd zo? Kan het (nog) beter?

 Over groot zijn

Maar Stella bleef groeien.
Ze was nu zo groot dat ze de klas niet meer in kon, dus bleef ze buiten zitten, met haar hoofd naast het open raam zodat ze bij de les bleef. (p. 28)

Praat met elkaar over groot zijn. Wat zijn de voordelen van groot zijn, wat de nadelen? Wat kun je allemaal als je groot bent, en wat kun je niet meer? Hoe groot zou jij willen worden? Waarom willen bijna alle kinderen groot worden? Wat zijn de voor- en nadelen van klein zijn? Zou jij klein willen blijven? Waarom? Heb je ooit gelezen over Peter Pan die klein wilde blijven? Zoek dat boek op! Als je klein bent, ben je dan minder belangrijk dan wanneer je groot bent?


Over anders zijn

Ik ben zo anders. (p. 39)

Stella is anders dan de andere kinderen in haar klas. Hoe anders is ze en hoe zou dat komen? Praat er met elkaar over. Is het erg om anders te zijn? Kun je er last van hebben? Wanneer wel, wanneer niet? Zou je het leuk vinden om precies zo te zijn als iemand anders? Op wie in de klas lijk jij het meest? Op wie thuis lijk jij het meest? Praat met elkaar over anders zijn en hetzelfde zijn, over uiterlijk en innerlijk, over hetzelfde en ander gedrag en gevoelens.

Over de tekeningen in het boek

Blader door het boek en bekijk alle tekeningen. Op welke tekeningen zie je de naam van de boot? Op welke tekeningen zie je de boot zonder naam? Op hoeveel tekeningen zie je de hond Bruno? Op welke tekening zie je hem niet? Hoe zou dat komen?

Bekijk de tekeningen op bladzijde 14 en 15. Zijn dat twee tekeningen of is het één tekening die doormidden is geknipt? Waarom denk je dat? Is de hond op bladzijde 15 dezelfde hond als op bladzijde 14?

Hebben de visser en zijn vrouw het hele verhaal dezelfde kleren aan? En hoe zit dat met de kleren van Stella? Als Stella groter en groter wordt, groeien haar kleren dan mee? Hoe kan dat?

Bekijk alle tekeningen waar Stella op staat. Op welke tekening is ze, volgens jou, het gelukkigst? En op welke tekening het treurigst? Is iedereen in de groep het met jou eens? Vertel er elkaar over en leg uit.

Over de afloop

En op een roze zomerochtend gleden ze de kust af.
Richting zee.
Op zoek naar Stella, hun Stella. (p. 44)

Praat met elkaar over het eind van het verhaal. Wat vind je daarvan? Had je een ander eind gewild? Hoe dan? Wat zou er na de laatste zin nog (kunnen) gebeuren? Verzin met elkaar in groepjes een eind na het eind en schrijf dat samen op. En dan: voorlezen en vergelijken!

Doen

Wolkentekeningen maken

Op de tekening op bladzijde 17 kijkt Stella naar dikke donder-wolken. Zou ze iets in die wolken zien? Wat dan? Kijk jij wel eens naar de wolken en zie je daar iets in? Vertel het elkaar. Maak met grijze of zwarte inkt een vlek op een tekenvel. Vouw het papier dan dicht en weer open. Fantaseer wat je in die grijze wolk ziet en schrijf het erbij. Er bestaan zo ook roze wolken, blauwe, oranje, paarse wolken en, wie weet, ook groene. Maak samen een wolkententoonstelling met wolkenverhalen.

 

 

Krulletters schrijven

Voor de kust dobberde een bootje.
Groot Geluk, stond in mooie krulletters op de boeg geschreven. (p. 4)
Ze leerde lezen, en schrijven met hele mooie krulletters. (p. 27)

Vraag de kinderen om op stevig, gekleurd papier met grote, losse krulletters ‘Groot Geluk’ te schrijven. De letters moeten los van elkaar staan en elke letter moet vijf bij vijf centimeter groot zijn. Hoe maak je een leesbare krulletter-o? Laat de kinderen gebruik maken van kleurpotloden en viltstiften.

Vraag de kinderen om de letters los te knippen. Daarna ruilen ze onderling hun letters: een eigen G tegen een G van een ander kind, een r tegen een r, enzovoort. Elk kind mag maar één eigen letter houden. Op een nieuwe gekleurde ondergrond plakken ze hun nieuw Groot Geluk bij elkaar.

Maak samen een tentoonstelling van de lettercollages.

Hondennamen bedenken

Op dat bootje zaten een man, een vrouw en een hond, Bruno. (p. 4)

Praat met elkaar over de hondennaam Bruno. Wat zou die naam betekenen? Welke kleur heeft de hond in het boek? Ken je een hond met die naam? Ken je een mens met die naam? Is Bruno meer een hondennaam dan een mensennaam?

Hoe heten andere honden die je kent? Welke andere hondennamen ken je nog meer? Hoe zou je een eigen hond noemen? Wat is een goede hondennaam en waarom? Hebben mannetjeshonden een andere naam dan vrouwtjeshonden of maakt dat niet uit? Kunnen honden ook een achternaam hebben? Bedenk een grappige voor- en achternaam voor een lief hondje. Bedenk een sterke voor- en achternaam voor een stoere hond die van vechten houdt.

Googelen naar Sterre der Zee

Dus hielden ze het meisje en ze noemden haar Stella Maris, wat Ster van de Zee betekent. (p. 16)

Vraag de (oudere) kinderen om via Wikipedia informatie te zoeken over Stella Maris en Sterre der Zee (Maastricht). Ze komen er dan achter dat met die naam Maria wordt bedoeld, de moeder van Jezus. In de Onze Lieve Vrouwekapel in Maastricht staat een wonderbeeld uit de vijftiende eeuw van Maria, Sterre der Zee. Op foto’s (zie Google afbeeldingen) kun je zien dat Maria verschillende kleuren mantels draagt, soms rood, soms blauw. Ook het kindje Jezus op haar arm draagt een mantel; daarvoor moesten ze indertijd een armpje van Jezus afzagen. Twee keer per jaar komt het beeld naar buiten; dan wordt het in een stoet door Maastricht gedragen.

Ook in andere kerken in Nederland, België en andere landen staan beelden van Maria, Sterre der Zee. In de antiek oudheid werd de godin Venus Sterre der Zee genoemd. Net als Maria was zij belangrijk voor schippers en vissers. Die wisten via de ochtend- of avondster of de poolster waar ze precies waren op zee.

Moeilijke woorden verzamelen

Ze danste, ze zong, ze leerde vissen en praten, met halve zinnen en hele woorden. Moeilijke woorden zoals ‘komkommer’ en korte zinnen als ‘ik ben’. (p. 17)

Praat met elkaar over moeilijke woorden. Wat zijn voor jou moeilijke woorden? Moeilijk om te begrijpen? Moeilijk om uit te spreken? Moeilijk om op te schrijven? Moeilijk omdat ze lang zijn of om iets anders? Vind jij ‘komkommer’ een moeilijk woord? Geef de kinderen een lijstje van vijf moeilijke woorden, bijvoorbeeld ‘ijskoningin’, ‘heimwee’, ‘grapjas’, ‘broccoli’ en ‘morgenstond’. Wat vinden ze het moeilijkste woord van dat rijtje? En waarom?

Verzamel met elkaar moeilijke woorden. Haal ze uit boeken en tijdschriften. Bespreek wat ze betekenen. Maak met een moeilijk woord een halve of een korte zin.

Een zee-collage maken

Stella is vaak op het stand om naar de zee te kijken. Help de kinderen om met elkaar een grote zee-collage te maken. Gebruik daarvoor een meterslange rol behangpapier. Zet een lange streep dwars door het midden. De kinderen schilderen de onderkant in diverse tinten blauw: de zee. De bovenkant wordt een roze-gele lucht zoals Gerda Dendooven die maakt. Op inpakpapier, cadeaupapier, tijdschriftpagina’s etcetera tekenen de kinderen grote meeuwen (ze kijken daarvoor naar de meeuwen van Gerda Dendooven in het boek!), knippen die vormen uit en plakken ze in de lucht. Poten, ogen, snavel kunnen erbij geschilderd worden. In de zee komen natuurlijk grote uitgeknipte vissen, schelpen, zeesterren en zeewier, al dan niet even bijgeschilderd.

In halve zinnen praten

‘Geen honden op school.’ De meester klonk streng.
‘Niet doen, Bruno. Ga weg. Nest,’ fluisterde Stella. (p. 24)

Vraag de kinderen om in de kring iets te vertellen in halve of korte zinnen die niet langer mogen zijn dan drie woorden. Bijvoorbeeld over iets leuks of iets spannends dat ze hebben meegemaakt in hun laatste vakantie.
Is het moeilijk om in korte zinnen te praten? Of juist makkelijk? En begrijpt iedereen waar je het over hebt? Schrijf een gedicht of een verhaaltje in zinnen die niet langer zijn dan drie of vier woorden. Elke korte zin komt op een nieuwe regel.

Een lied schrijven in een vreemde taal

En ze zong zo prachtig. Vooral droevige liederen in een taal die niemand begreep. (p. 27)

Schrijf de klinkers uit het alfabet op het bord: a, e, i, o en u. Leg de kinderen uit wat medeklinkers zijn: alle andere letters uit het alfabet. Vraag de kinderen om drie willekeurige medeklinkers op te schrijven, bijvoorbeeld p, l en m. Voeg aan het rijtje klinkers op het bord nog toe: aa, ee, ii, oo, uu, ou, au, eu, ui, ai, ei, oa, ea. Vraag de kinderen om uit dat rijtje van het bord een klank te kiezen en die op te schrijven, bijvoorbeeld eu.

Met hun uitgekozen medeklinkers en hun uitgekozen klank schrijven de kinderen vijf nieuwe, vreemde woorden op. In elk woord moeten de drie medeklinkers en de klank in ieder geval één keer voorkomen. Elk vreemd woord is goed, maar je moet het wel kunnen uitspreken. Met p, l, m en eu bijvoorbeeld: peumeuleu , meulpeu, eulmeup, pleum, pleumelepleum.

Vervolgens gebruiken de kinderen een aantal vreemde woorden om daar een kort, droevig lied van drie regels mee te schrijven. Het werkt het mooist als ze een vreemd woord herhalen. Bijvoorbeeld:

Pleum pleum pleumelepleum
meulpeu pleumelepleum
meulpeu meulpeu pleum

 Vraag de kinderen om hun liedjes droevig voor te lezen of treurig te neuriën of te zingzeggen. Hoe zou Stella dat doen?

Een vurige tekening maken

Of ze maakte grote tekeningen met vurige kleuren en vreemde vormen. (p. 27)

Elk kind maakt een tekening ‘met vurige kleuren en vreemde vormen’ die Stella getekend zou kunnen hebben. Alle kinderen krijgen daarvoor eenzelfde formaat stevig papier, vierkant, bijvoorbeeld 20 bij 20 centimeter. Vraag ze om het hele vel in te kleuren, met kleurpotlood, viltstift, vetkrijt of verf.

Maak er na afloop samen in een kring één grote tekening van: een kind begint en legt zijn tekening in het midden. Een volgend kind sluit daar zijn tekening op aan: erboven, eronder of ernaast. Enzovoort. Zo ontstaat er een mozaïek van vurige en vreemde vormen. Een neergelegde tekening mag niet meer van plaats veranderen. Maak van het resultaat een foto.

Speel het spel van neerleggen en op zo’n manier een tekening laten groeien nog een paar keer. Projecteer de foto’s op het digibord. Kies samen de mooiste uit.

Tekening en foto vergelijken

Gerda Dendooven maakte in 2016 de tekening van reuze Stella met haar kleine ouders (p. 38, ook te zien op de volgende pagina). Diane Arbus maakte in 1970 een foto van een reuze zoon met zijn kleine ouders (zie ook volgende pagina).

Laat de tekening en de foto op het digibord zien. Vraag de kinderen om elkaar te vertellen wat ze zien. Wat zijn de overeenkomsten, wat de verschillen tussen de tekening en de foto? Vraag ze om goed te kijken naar details. Zou de foto echt zijn of is het een truc? Wat voel je bij de tekening en wat bij de foto?

Verhaal achter de foto bedenken en horen

De kinderen kennen het verhaal dat bij de tekening hoort, want dat staat in het boek. Welk verhaal zou bij de foto horen? Vraag de kinderen om in groepjes een verhaal bij de foto te bedenken en op te schrijven. De groepjes vertellen hun verhaal of lezen het voor.

Vertel pas na afloop het echte verhaal dat bij deze foto hoort: fotografe Diane Arbus maakte deze foto in de woonkamer van een joodse familie in New York. De grote man die op de foto staat, heette Eddie Carmel; naast hem zie je zijn moeder Miriam en zijn vader Itzak.

Eddie werd geboren in 1936 in Tel Aviv in Palestina. De familie emigreerde naar Amerika. Toen Eddie een tiener was, kreeg hij een tumor die niet weggehaald kon worden. Daardoor bleef hij groeien. Hij werd 2 meter 21, maar hij zei dat hij 2 meter 68 was. Zijn bijnaam werd ‘de joodse reus’. Op de foto zie je dat hij een stok nodig heeft om overeind te blijven. Hij verdiende zijn geld door op te treden in circussen en te spelen in films. Als je hem een woord of een zin gaf, verzon hij er ter plekke een gedicht mee. Met zijn vader kon hij niet goed opschieten; zijn moeder bemiddelde altijd als ze ruzie maakten. Eddie verzon het verhaal dat hij op zijn zesde al 1 meter 82 groot was. Hij zou, zei hij, afstammen van de grootste rabbi’s uit Europa en zijn voorvader zou de reus Goliath uit de bijbel zijn. Eddie Carmel stierf in 1972 op 36-jarige leeftijd, twee jaar nadat deze foto werd gemaakt.

Voor wie verder wil lezen

Gerda Dendooven schreef en illustreerde talloze kinderboeken. Ook illustreerde ze boeken van andere auteurs, en schreef ze voor theater. Ze ontving vele prijzen, meest Vlaamse.

(De Vlaamse Boekenleeuw en (tot 2013) Boekenwelp zijn vergelijkbaar met de Nederlandse Gouden en Zilveren Griffel, de Boekenpauw met het Nederlandse Gouden Penseel. De Boekenpluim is de Vlaamse pendant van de Nederlandse Vlag & Wimpel voor geïllustreerde kinderboeken. Het Zilveren Palet is vanaf 2012 een Nederlandse prijs voor buitenlandse illustratoren.)

Een keuze uit ander werk van Gerda Dendooven:

  • Samen in bed, Querido 2002, 7+. ‘Vrouwtje’ is de lieve, mollige hoofdpersoon van dit absurdistische verhaal dat zich in zeven zinderende dagen/hoofdstukken afspeelt in een klein dorp. Bakker, kruidenier, melkboer, postbode en nieuwe buurvrouw zijn nieuwsgierig naar haar en omgekeerd. Op vrijdag is Vrouwtje jarig, blijft in bed liggen en nodigt het hele stel bij haar in bed uit om feest te vieren. Kolderieke, prikkelende vrolijkheid die jongleert met karikaturen, knipoogt naar onschuldige erotiek en die ten slotte ook ontroert. De prenten versterken dit alles. Ook gebracht als theaterstuk.
  • Het verhaal van Slimme Krol, Querido 2006, 6+. Griezelprentenboek met rijmende tekst in rechthoekige tekstblokken. Jongetje Krol, zeven jaar, is nieuwsgierig naar spoken. ’s Nachts ontmoet hij niet alleen spoken maar ook monsters, wordt bang, maar leert ter plekke van zijn overleden oma hoe hij ze kan verjagen. Heerlijk enge spoken, griezels en gedrochten, uitgeknipt, soms als zwarte schaduwen, soms als lichtende spoken. Boekenpauw.
  • Hoe het varken aan zijn krulstaart kwam, Querido 2009, 6+. Hilarische bewerking van oud volksverhaal, onder meer opgetekend door Felix Timmermans. De engel Gabriël ziet dat de dieren op aarde zonder vacht, schubben of pluimen zijn geschapen. Hij zorgt ervoor dat God zijn schepping netjes afwerkt. Alleen het varken komt te laat, zodat er alleen nog een krul in zijn staart gelegd kan worden met de krultang. Sprankelende tekst vol taalgrapjes en levendige dialogen.Vrolijke prenten in heldere pasteltinten met tekst in de composities; dit keer weinig collage, wel beeldgrapjes met krassende pen en plakfiguurtjes. Boekenpluim, Zilveren Griffel.
  • Takkenkind, Querido 2012, 6+. Ook dit prentenboek over adoptie heeft een absurdistische Gerda Dendooven-twist. Een vrouw wil op een nacht een kind en wel meteen. Haar man staat op, kleedt zich aan en gaat op zoek. Hij komt thuis met een stronk hout dat een beetje op een pop lijkt. De vrouw wil er niets van weten, zwaait met een bijl en raakt de man aan zijn vinger. Bloeddruppels vallen op het stronkje, dat prompt blaadjes aan zijn takken krijgt. Dan smelt de vrouw en accepteert het takkenkind als haar kind. Evenals in Stella ook hier uitgeknipte en opgeplakte surrealistisch getinte volkse personages met grote handen, die aandoenlijk overkomen. Zilveren Palet.
  • De wondertuin, Querido 2014, 6+. Speelse, eigenzinnige bewerking van het sprookje van Grimm De stukgedanste schoentjes, maar met vrouwvriendelijker slot: er hoeft niet getrouwd te worden maar de twaalf dochters gaan de wereld in en leren een vak. Wat de illustraties betreft werkt Gerda Dendooven in een verrassend andere techniek en stijl, met weelderige, oosters aandoende figuren in zwierige krijt- en potloodlijnen, en exotische planten in aquarel tegen een lichte ondergrond. Toch blijft het haar stijl, in de humor en in de tekenende en schrijvende prinses uit wier fantasie het verhaal zichtbaar tevoorschijn komt. Vlag & Wimpel.

Een keuze uit werk van andere auteurs, door Gerda Dendooven geïllustreerd:

  • Toon Tellegen: Dokter Deter, Querido 1997. Dokter Deter is een soort almachtige die iedereen in een handomdraai beter maakt. Net als in de dierenverhalen van Tellegen overheerst het absurde, zoals ontstekingen die ’s nachts uit de grond kruipen en hersenschuddingen die over straat stuiteren. De illustraties van Gerda Dendooven versterken dit absurdisme uitbundig. Tellegen had veel commentaar op haar illustraties: zo moest de dokter kleiner dan ze eerst had getekend en moesten alle personages ongeveer even groot zijn. Daar heeft ze zich wel iets van aangetrokken, maar niet teveel. Lees het interview met haar.
  • Elvis Peeters: Meneer Papier gaat uit wandelen, De Eenhoorn 2001. Geestig verhaal over meneer Papier die met schaar en krant gaat wandelen en onderweg zijn eigen wereld knipt: een broek, een hond, vlinders, een fles waaruit hij drinkt, een brug over het water en een worst voor de hond. Thuisgekomen knipt hij een vogel die een slaapliedje voor hem zingt. De combinatie van hoekige knipvormen en handschriftletters zorgt voor een levendig geheel. Boekenpauw.
  • Michael de Cock: Vliegen tot de hemel – het verhaal van de Minotaurus, Davidsfonds / Infodok 2010. Eén van de Griekse klassiekers die theaterman De Cock bewerkte, alle geïllustreerd door Gerda Dendooven. Hier suggestieve, krachtige prenten in rood en blauw. Zilveren Griffel.
  • Bart Moeyaert: Luna van de Boom, met cd, Pantalone 2000, 6+. Slovaaks muzieksprookje over een koning met drie zonen. Bij de achtste klokslag van twaalf uur ’s nachts groeien er gouden appels aan de boom midden in de paleistuin, maar bij de twaalfde slag zijn ze verdwenen. De zoons proberen om beurten ze te plukken. De jongste is het minst hebberig en vindt het geluk: Luna van de boom. Associatief en evocatief geïllustreerd, en fraai vormgegeven met de tekst geïntegreerd in de prenten. De figuren zijn iets hoekiger dan in Stella; de prenten bestrijken in tegenstelling tot Stella gehele spreads, met steeds wisselende achtergrondkleur. Gouden Uil Jeugdliteratuur.
  • Bart Moeyaert: Wie klopt daar? De Eenhoorn 2012. Fascinerend nieuw verhaal, gebrouwen met ingrediënten uit oude Sinterklaaslegenden: een koude winter, een man op een wit paard, drie arme meisjes die goudstukken krijgen toegeworpen van de heilige Nicolaas zodat ze kunnen trouwen, drie studenten die vermoord worden door een slager waarna ze door Sint Nicolaas weer tot leven worden gewekt. Met forse, groteske prenten vol vitaliteit van Gerda Dendooven. Boekenleeuw, Zilveren Griffel.
  • Bart Moeyaert: De gans en zijn broer, Querido 2014, 14+. Lichtvoetige, geestige en soms ontroerende verhalen in uitgekiende taal over twee filosofisch ingestelde ganzen op een boerderij met andere dieren. Ze peinzen, keuvelen en ruziën, en dat soms heel menselijk. De illustraties van Gerda Dendooven, in twee kleuren, zijn dienend: rustig, helder en iets realistischer dan in Stella. Best Verzorgde Boek 2014, Genomineerd voor de Woutertje Pieterse Prijs 2015.

Enkele andere boeken over adoptie:

  • Marjolijn Hof: Moeder nummer nul, Querido 2008, 10+. Fejzo, afgekort Fé, is geadopteerd, evenals zijn oudere zus Bing die als baby in China te vondeling is gelegd en in een weeshuis terechtkwam. Fé weet alleen dat zijn biologische moeder uit Bosnië komt. Hij noemt haar moeder nummer nul. Door de vragen van een meisje in het park wordt hij nieuwsgierig naar haar, fantaseert hij dat hij zijn tekentalent van haar heeft en gaat hij naar haar op zoek. Als hij via een tussenpersoon hoort dat ze gevonden is – al wil ze hem nu nog niet ontmoeten – wordt zus Bing jaloers en verdrietig, want voor haar is het veel moeilijker om haar biologische ouders te vinden. Fijnzinnige, ontroerende jeugdroman, gebaseerd op de eigen jeugd van Marjolijn Hof als adoptiekind.
  • Guido Bottinga: Een zusje uit een vliegtuig, Lemniscaat 2006, 5+. Helder geschreven verhaal vanuit de zesjarige Tjebbe, die een Chinees zusje krijgt. De lang verwachte tweejarige, Yu-Lin, vergt aanvankelijk heel veel aandacht. Ze is bang voor jongens en bijt Tjebbe in zijn hand als hij haar aanraakt, waardoor hij haar niet leuk meer vindt. Langzaam integreert Yu-Lin in het gezin. Tjebbe vindt afleiding bij zijn voetbalteam, ontdekt dat hij uniek is, ook voor zijn ouders, en dat hij toch graag grote broer wil zijn.
  • Edward van de Vendel: Gloeiende voeten, Querido 2004, 10+. Dat adoptie door kan werken naar de volgende generatie, blijkt uit dit verhaal, geschreven vanuit Claudio, een speelse jongen met veel fantasie wiens moeder is geadopteerd uit Brazilië. Claudio woont met zijn ouders bij opa en oma. Zijn moeder heeft pas ontdekt dat ze een biologische zus in Amerika heeft, hetgeen ze belangrijker vindt dan Claudio’s tiende verjaardag. Dat veroorzaakt een heftig conflict tussen mama, papa, oma en opa. Alleen de huishoudster ziet hem echt. Gelukkig heeft Claudio twee grappige fantasievriendjes met gloeiende voeten, afsplitsingen van hemzelf. Samen met hen bedenkt hij een plan om de ruzie van de volwassenen bij te leggen door beter naar hem, Claudio, te luisteren. Iedereen houdt immers van hem. Daarbij maakt hij een innerlijke groei door zodat hij zijn fantasievriendjes niet meer nodig heeft.

Boeken over extreem groot of klein zijn, beide gebaseerd op realiteit:

  • Lydia Rood: Meisje aan de ketting, Leopold 2007, 10+. Aangrijpende historische jeugdroman over Trijntje Keever (1616-1633), die in Edam woonde en ruim tweeënhalve meter groot werd. In de zomer gaat ze met haar ouders naar de kermis in Amsterdam waar ze voor geld bekeken wordt. Het verhaal, ingebed in filmische, levendige sfeerbeelden uit de zeventiende eeuw, wordt verteld vanuit Trijntje zelf, waardoor je intens met haar meeleeft. Ze is doodsbang dat haar vader haar zal verkopen aan de Berenman, een louche kermisbaas die vijftig gulden voor haar heeft geboden. Als haar vader op zee is, bedriegt de Berenman haar ongeletterde moeder met een vals koopcontract, en ontvoert Trijntje. Ze wordt gered door haar Edamse vrienden én door een tulpenbol, goud waard in die tijd. In het Edams museum hangt een levensgroot schilderij van haar.
  • Kathleen Vereecken: Kleine Cecilia, Querido 1999, 10+. Fijnzinnig, gevoelig verhaal, geschreven vanuit een meisje dat op haar elfde jaar slechts tachtig centimeter groot is. Ook dit verhaal, spelend rond 1895 in Vlaanderen, is op waarheid gebaseerd. Haar moeder verkoopt haar aan kermisbaas Oscar, die haar goed behandelt en als prinses laat optreden en zingen. Als Cecilia in de kermistent Alice ontmoet, een meisje van haar leeftijd dat haar niet als bezienswaardigheid beschouwt maar als mens, krijgt ze weer hoop. De opbloeiende vriendschap tussen Cecilia en Alice wordt in z’n kwetsbaarheid prachtig beschreven.

Klassiekers over klein willen blijven:

  • J. M. Barrie: Peter Pan, vertaald en bewerkt door Reggie Naus, met gearceerde pentekeningen van Edward Ardizzone (1900-1979) uit 1963, Ploegsma 2010, 8+. Gebaseerd op de klassieker uit 1911 over de jongen die niet groot wilde worden. Peter Pan vliegt ’s nachts met elfje Tinkerbel en de drie kinderen Darling: Wendy, Michael en John, naar sprookjeseiland Nimmerland, waar bizarre dingen gebeuren. Ze wonen er ondergronds bij de Verloren Jongens, stuiten op kapitein Haak – van wie Peter ooit een hand afgehakt heeft en aan de krokodil gevoerd – op de piraten, op prinses Tijgerlelie en haar indianen, op leeuwen, wolven en de krokodil. Spannende gebeurtenissen en ruzies lopen uit op een hevig gevecht tussen Peter en Kapitein Haak dat Peter wint. Het verhaal eindigt met: “Want alle kinderen worden groot. Op één na”. Vlotte eigentijdse bewerking waarin de droge Engelse humor geheel tot zijn recht komt.
  • J.M. Barrie: Toen Peter Pan nog bij de elfjes woonde, geannoteerde vertaling Hans Kuyper van Peter Pan in Kensington Gardens (1906), illustraties Philip Hopman, Van Goor, 2004. In 1902 verscheen de oerversie van Peter Pan als zes sprookjesachtige hoofdstukken in The little white bird (voor volwassenen). Dat vormde de basis voor het toneelstuk Peter Pan, or the Boy that Wouldn’t Grow Up uit 1904, dat een groot succes werd. Vanwege dit succes werden de zes hoofdstukken uit The little white bird apart uitgegeven als Peter Pan in Kensington Gardens, met weinig kop of staart. Pas in 1911 verscheen de romanversie, die veel spannender is. Door de aantekeningen en het informatieve nawoord van Kuyper vooral interessant voor wie meer wil weten over het ontstaan van deze klassieker, die diverse malen werd verfilmd, onder meer in 1953 door Walt Disney, als tekenfilm, en in 1991 door Steven Spielberg.

Links

 

 

Naar boven