Tierenduin – Lessuggesties 2019

Bij Tierenduin, genomineerd voor de Woutertje Pieterse Prijs 2019, is onderstaand lesmateriaal ontwikkeld door Lieke van Duin en Jos van Hest. Er is ook een pdf van de lessuggesties van Tierenduin beschikbaar.

Tierenduin

Geert Vervaeke
Lannoo, 2018

Inhoud

  • Boek
  • Leeftijd en (voor-)lezen
  • Praten
  • Doen
  • Groepsgesprek
  • Voor wie verder wil lezen

Boek

Tierenduin van Geert Vervaeke is een prentenboek zonder tekst. Er is zelfs geen titelpagina, heel ongebruikelijk voor een boek. Ook een paginanummering ontbreekt. Er is alleen een flaptekst en aan het slot worden de dieren die meedoen benoemd.

Geert Vervaeke maakte met Tierenduin een kloek, gebonden kijk- en zoekboek, met stevige en speelse zwart-wit beelden. Alleen de omslag is gekleurd: een donker turquoise-achtig groen. Het is een boek dat letterlijk aangepakt moet worden, opengeslagen, omgedraaid, en dat sterk uitnodigt om steeds anders te kijken. Of zoals recensente Annemie Leysen op de achterkant schrijft: ‘het boek blijft je verrassen en laat je steeds wat nieuws ontdekken. Keer op keer duiken er dieren op die overal ingenieus verborgen zitten. Woorden zijn overbodig. Het beeld wordt taal.’

In het begin zijn de beelden behoorlijk abstract: de gedetailleerde vormen kunnen nog van alles worden. Daarna worden ze figuratiever, dierlijker, worden ze dier. Je herkent staarten, nekken, buiken en bekken, dieren, dieren in dieren. Aan het slot keren de illustraties weer terug naar een abstracte vorm. Soms lopen de illustraties via een snavel of een staart door naar een volgende pagina. Soms worden beelden gespiegeld, zitten er in bekken, tussen poten, in vachten of achter boomstammen weer andere dieren verborgen. In de ogen van een panda spiegelt een ijsbeer. Een zebra heeft een slang in zijn staart. Tussen de poten van een zwarte beer zit een witte beer verstopt. En in de kop van een haai een arend. Soms zie je het meteen, maar vaker word je uitgenodigd om langer te kijken en weer opnieuw te kijken. Dat maakt het boek niet alleen geschikt voor kleuters van een jaar of drie, vier, maar ook voor oudere kinderen. Ook voor geoefende volwassen kijkers valt er veel aan het boek te beleven.
Op de laatste pagina’s wordt vermeld, als een lijstje van juiste antwoorden, om welke dieren het gaat in Tierenduin en hoe vaak ze in het boek voorkomen.

Geert Vervaeke (1956) werkt in dit boek met monotype druktechniek. Ze knipte vormen uit dik papier, rolde die in met zwarte inkt en maakte daarmee afdrukken op wit papier. Ze studeerde grafiek aan Sint Lucas in Antwerpen, en daar geeft ze nu ook les. Haar eerste werk was een boekomslag en illustraties voor het sprookjesboek Stefanie de welriekende uit 1981 van Frank Liedel. Ze gebruikte daarvoor een bijzondere techniek: ingekleurde houtgravures. In haar latere werk als illustrator blijft haar voorkeur voor mixed media, een combinatie van ecoline en aquarel, kleurpotlood, pen, inkt. In 1992 ontving ze de Boekenpauw voor haar zwart-wit illustraties in Puntje Puntje Puntje, het eerste prentenboek van Geert De Kockere. Met dit boek wonnen ze beiden de Jacob van Maerlantprijs in 1992. De illustraties voor Pup en Kit werden in 2003 bekroond met een White Raven. Voor haar prenten in Drie keer maakt een tijger van Bea De Koster ontving Vervaeke in 2004 een Boekenpluim. In 2010 werden haar illustraties voor Een wel heel bijzondere kerst, geschreven door Kristien In-’t-Ven, bekroond met een Zilveren Penseel.

Leeftijd en (voor-)lezen

Het boek is niet alleen geschikt voor kleuters vanaf een jaar of drie, vier. Ook oudere schoolkinderen en volwassenen kunnen veel kijkplezier aan het boek beleven. Als je dit boek ‘voorleest’ – laat zien – aan kinderen, leg dan niet alles uit. Stimuleer de kinderen via open vragen zelf ontdekkingen te doen.

Praten

Vragen om een gesprek te starten (3+)

Ga samen kijken, dieren benoemen, onderdelen van dieren benoemen, zoeken, tellen.
Hoeveel apen staan er in het boek? En welke vind je de leukste?
Wat is het gevaarlijkste beest van het boek? En het griezeligste? Het grappigste?
Welk beest heb je nog nooit in het echt gezien?
Op welke bladzijde hoor je de meeste dierengeluiden?
Welk beest zou je als knuffel willen hebben en welk dier absoluut niet?
Welk dier zou je zelf willen zijn? En welk beest zeker niet?
Wat is de mooiste bladzijde van het boek? Waarom?
En welke bladzijde vind je raar, of snap je niet?
Vind je het fijn dat er geen woorden en zinnen in het boek staan? Of juist jammer? Waarom?

Voor oudere kinderen: Is een boek zonder woorden met alleen maar plaatjes kinderachtig?

Samen een verhaal verzinnen (3+)


Praat eerst samen over dit beeld. Hoeveel dieren zie je? Hoe lang is de slurf van de olifant? In wat voor dier verandert de staart van de olifant?

Hoe komt het paard in de buik van de olifant? Heeft hij het daar naar zijn zin en blijft hij daar voor altijd wonen? Of wil hij er levend uit en niet als poep?

Verzin samen het verhaal van de olifant en het paard. Alles kan. Niets is te gek. Heeft de vogel (pinguïn) er ook iets mee te maken?

Een omgekeerd gedicht lezen (11+)

Tierenduin is een omkeerwoord van Dierentuin. De Nederlandse nonsensdichter John O’Mill (1915 – 2005) schreef in 1960 het oeroude verhaal van Sint Joris en de Draak met tal van omkeringen. Lees het eerst voor zonder uitleg. Laat het daarna op digibord zien en lees het met elkaar regel voor regel. Analyseer samen, maar vergeet het plezier niet. Welke regel scoort het hoogst in gekte? Welke regel is het moeilijkst uit te spreken, het lekkerst om te zeggen?

Sint Dracus en de Joor

Sint Dracus op zijn ruivend snos
steed rapvoets door het bonker dos.
Plots houden raard en puiter stil
geschrokken door een gauwe ril.
Is daar misschien een niel in zood,
besprongen door de Dille Koot?
Sint Dracus ijlt nu sloorspags voort
daar waar de kroodneet werd gehoord
en daar ontblouwt zich aan zijn vik
’n beeld, dat hem verschrijft van stik:
’n mubbeschonster, groest en woot,
de auwen kluit, de blanden toot
en aan de roet der votsen ligt,
( de banden voor ’t hang gezicht )
een vronkjouw, uiterschate moon,
haar tooft gehooid met kouden groon.
Sint Dracus, hoewel mang te boe,
mijdt roedig op het ondier toe
en weet het zonder staf te ijgen
kakvundig aan zijn rans te lijgen.
Nog vluugt het spammen, pomt een kroot,
dan krijgt het de gestade noot.
De vronkjouw uit een kreugdevreet
en grijpt Sint Dracus billend treet.
Hij zet haar vóór zich op zijn ros
en brengt haar uit het bakendros
weer bij haar slader op het vot.
Daar hankt men dem, daar gankt men Dod.
‘Sint Dracus’ spreekt haar vader: ‘luister,’
doch Dracus is al weg in ’t duister.
Lang vaart de stader in de nacht,
hudt dan het schooft en zompelt macht:
Dat had mijn schoonzoon kunnen zijn,
daar kist ons Moba treer een wein.

Doen

Kijken en spelen met de voorkant (4+)

Laat de voorkant van het boek zien. Wat zou dat voor dier kunnen zijn? Nodig de kinderen uit tot verschillende antwoorden en praat er samen over. (Volgens het lijstje achterin het boek is het een luiaard, maar dat doet er niet toe. Als een kind zegt dat het een beer is, kan dat ook best zo zijn.)

Vraag de kinderen ook hoeveel dieren er op het voorplat staan. Laat ze het zelf ontdekken. ‘O, twee!’ En wat voor beest is dat tweede dier? Als je dat puntje (het oog) weghaalt, is het dan nog een dier?
Draai dan het boek een halve slag om. Het beest hangt nu niet, maar staat. Vraag de kinderen om goed te kijken en precies zoals dat beest te gaan staan. Laat ze naar elkaar kijken hoe ze staan.
Draai het boek een kwart slag terug. Het beest ligt dan op zijn rug. Vraag de kinderen om goed te kijken en ook zo te gaan liggen. Laat ze elkaar helpen en naar elkaar kijken. Maak foto’s met je mobiel.
Draai het boek nog een kwartslag terug. Dan zie je het beest hangen. Vraag wie ook zo precies mogelijk met de benen omhoog kan hangen. Stimuleer spelplezier. Maak foto’s.
Vraag de kinderen om per tweetal samen het dier en het verstopte dier uit te beelden. Wat voor geluid maakt het ene dier, wat voor geluid het andere? Laat ze samen een kort gesprekje houden in dierentaal.

 

 

Inkleuren en bijtekenen 1 (4+)

Maak grote kopieën van een geschikte zwart-wit prent, bijvoorbeeld die van de octopus in het begin. Vraag de kinderen om hun kopie naar eigen idee in te kleuren met kleurpotlood of vetkrijt. Natuurlijk mogen er ook dieren – al of niet verstopt – bij getekend worden. Maak van de resultaten een tentoonstelling.

Inkleuren en bijtekenen 2 (8+)


Maak grote kopieën van deze zwart-wit prent. Vraag de kinderen uit de midden- of bovenbouw om met kleurpotlood, vetkrijt of verf naar eigen inzicht de tekening af te maken. Welk dier of welke beesten kun je al tekenend of schilderend uit deze voorstelling halen? Maak van de resultaten een tentoonstelling.

Woorden omdraaien (10+)

De titel van het boek Tierenduin is een omdraaiing van Dierentuin. Zoals in de prenten veel dieren verborgen zitten, zo zit in het woord ‘tierenduin’ een hele dierentuin verborgen.

Verklap de omkering niet, maar stel de kinderen de open vraag wat tierenduin zou kunnen zijn. Als ze zelf op de omkering van de t en d gekomen zijn, geef dan een aantal woorden op die ze op een soortgelijke manier omkeren. Wat krijg je als je de h en k van kippenhok van plaats verwisselt? Andere woorden die ze op een soortgelijke manier kunnen omdraaien: bankstel, puntenslijper, schoenzolen, muggenzifter, vloertegels, zuurstok, zandbak, spillebeen, misdaden, weeskind, hijskraan, neuspeuteren, theelepeltje, fietssleuteltje.

Vraag de kinderen om zelf woorden te bedenken en die om te keren. Het omgekeerde kan natuurlijk ook. Van welk bekend woord is trentelwap de omkering? En stippenlift, wonderdolk, bruikdil, randamijn, bakpland, boelkloedig, wachtvragen, schoodbappen, boekenkakker en buffelkneer? Wat is een mooie dus? En piest precas? En met de baart tussen de stenen?

Vraag de kinderen om een kort stukje van drie, vier zinnen te schrijven over zichzelf. In de eerste zin schrijven ze hoe ze heten. Verder kunnen ze bijvoorbeeld schrijven waar ze goed in zijn, wat ze later willen worden, wat hun lievelingsdier is, waar ze om moeten huilen of waar ze bang voor zijn. Het mag echt waar zijn, maar dat hoeft niet. Als ze hun korte stukje hebben, schrijven ze het over, maar dan met omkeerwoorden:

Mijn naam is Hos van Jest.
Ik kan goed dekke gingen zervinnen.
Aan braken en heien heb ik een hekel.
Later neem ik een gapepaai en een drokokil.
We wonen samen bidden in het mos.

Hik eet Dieke van Luin.
Ik houd van tiefsen, polen en pamkeren.
Ik grust laag een koodje braas.
Op mijn flingers vuiten kan ik kest boed.
En braken en heien vind ik luist jeuk!

Groepsgesprek

Een goede manier om een kinderboek klassikaal te bespreken is door Aidan Chambers ontwikkeld. Chambers is een Engelse jeugdboekenschrijver die in 2002 de Hans Christian Andersenprijs kreeg. Hij is ook een specialist in leesbevordering en hij beschrijft deze aanpak, ontstaan in de praktijk van de basisschool, in zijn boeken Vertel eens en De leesomgeving, samengevoegd in Leespraat, Biblion 2012. De Vertel eens-aanpak komt erop neer dat de klas ongeveer drie kwartier over een boek praat naar aanleiding van vragen die de leerkracht stelt. De werkwijze is te gebruiken in de hele basisschool, op het vmbo en in de onderbouw havo/vwo.

De basisvragen van Chambers, die meestal veel reactie ontlokken, zijn dan:
1. Wat vind je goed aan het boek?
2. Wat vind je minder goed aan het boek?
3. Wat vind je moeilijk? Makkelijk? Grappig? Bijzonder? Interessant?
4. Wat valt je op aan hoe het boek is geschreven en getekend?

Voor kinderen die kunnen lezen gaat het dan zo:
Zet de antwoorden van de leerlingen op deze vragen in steekwoorden op het bord. De eerste drie vragen vormen een inleiding tot de laatste vraag, die het belangrijkst is: hoe zit het boek in elkaar?
Als je kinderen leert daarop te letten, gaan ze beter kijken, luisteren en lezen. Dan kunnen ze meer genieten van een boek, en daar gaat het uiteindelijk om. Als ze er eenmaal mee geoefend hebben, dringt een boek beter tot hen door.
Zodra de leerlingen doorhebben dat dát nu stijlkenmerken zijn, gaan ze die in andere boeken ook herkennen. Soms vinden leerlingen na zo’n bespreking moeilijke aspecten niet moeilijk meer, of vallen hen opeens leuke dingen op die ze eerst niet zagen.
Voor kleuters sla je dit opschrijven over en werk je speelser.

Mogelijke antwoorden van kinderen op vraag 4

Qua inhoud
Er staan alleen plaatjes in het boek, bijna geen woorden.
Grappig, met die dieren in dieren.
Er zit geen leeuw in het boek en dat is mijn lievelingsdier…

Qua vorm
Jammer dat het in zwart-wit is.
Misschien is het een kleurboek.
Die halve dieren vind ik grappig.
Soms loopt een staart, poot of snavel door naar de volgende bladzijde.

Tips
Er zijn meer vragen mogelijk; ontwikkel daarin als leerkracht je eigen stijl.
Alles mag gezegd of opgemerkt worden. Niets is gek of stom.
Geef de leerlingen het gevoel dat hun antwoord belangrijk is. Er wordt niet door elkaar heen gepraat. Iedereen luistert naar elkaar.
Het boek moet niet te simpel en voorspelbaar zijn, anders zijn de leerlingen er snel over uitgepraat. Tierenduin is geschikt voor zo’n bespreking, evenals de andere boeken die genomineerd zijn voor de Woutertje Pieterse Prijs.
De Vertel eens-aanpak werkt het best als je die regelmatig hanteert. Dan raken de leerlingen eraan gewend en gaan ze het leuk vinden om op ontdekkingsreis te gaan in andere boeken. Meer informatie in Aidan Chambers: Leespraat, Biblion 2012

Voor wie verder wil lezen

Andere prentenboeken zonder tekst
De volgende prentenboeken zijn ook tekstloos, maar in tegenstelling tot Tierenduin kleurrijk en vol verhalende details:

Peter Vos: Scheppingsverhaal, Rubinstein 2019 (eerder – vanaf 1966 – uitgegeven bij Contact en De Harmonie), 12+. Onovertroffen origineel en ontroerend scheppingsverhaal. God als oude, piekerende kunstenaar die een gloeilamp aan de hemel hangt, bomen plant, dieren boetseert en leven inblaast, vissen leert zwemmen en een mens maakt. Als het mensje huilt omdat hij zo alleen is, maakt hij er een vrouwtje bij en trouwt ze vanaf een preekstoel. Daarna lijkt hij jaloers te worden waarna hij in een slangenkostuum stapt… Buitengewoon geestig getekend met zwart pennetje en blauwgroene aquarelverf. Met een toefje rood waar God een rood hoofd krijgt als hij Eva ziet wegrennen en als hij met vlammend zwaard Adam en Eva uit het paradijs verjaagt.

Peter Spier: De ark van Noach, Lemniscaat 1977-heden, 3+. Verhalend beeldboek over Noach en zijn ark. Losjes getekend met een fijne pen en ingekleurd met zachte aquareltinten. Veel meer dieren willen de ark in dan twee van elke soort, maar wie teveel is, wordt weggestuurd en verdrinkt; alleen de waterdieren overleven. Wijde vergezichten en honderden kleine details wisselen elkaar af in prenten vol grapjes. Noach’s vrouw hangt op het dak de was op en springt op een tafel, bang voor muizen. Noach zit te vissen. Eenmaal op de ark krijgen alle dieren kleintjes. Als ze de ark weer uit mogen, rennen ze de loopplank af, de konijnen met tientallen tegelijk. Eén pagina bevat tekst: het éénlettergrepig gedicht De zondvloed van Jacob Revius (1586-1658).

Raymond Briggs, De sneeuwman, Van Holkema & Warendorf 1978, Zilveren Griffel 1979, 4+.
Tekstloos stripverhaal in zachte kleurpotloodtinten over een jongetje dat een sneeuwpop maakt. ‘s Nachts komt de sneeuwpop tot leven en raakt het jongetje met hem bevriend. Dat levert geestige scènes op: de sneeuwman smelt bijna bij de kachel en geniet in de vriezer. Hij neemt het jochie zelfs mee op reis door de lucht. De volgende ochtend is de sneeuwman gesmolten.

Dieter Schubert: Monkie, Lemniscaat 1986, Gouden Penseel 1987, 2+. Tekstloos prentenboek, romantisch-naturalistisch geschilderd, over een peuter die zijn knuffel Monkie in het bos verliest als hij achter op de fiets van zijn moeder zit. De kijker volgt Monkie’s avonturen. Via een muizenfamilie, een egelfamilie en een kraai belandt hij in een sloot, waaruit een poppendokter hem opvist en daarna repareert. Maanden nadat de peuter Monkie verloor, ziet hij hem in de etalage van de poppendokter en krijgt hij hem terug. Spannend beeldverhaal vol aansprekende details waarbij de peuter zelf het verhaal kan vertellen.

Thé Tjong Khing: Waar is de taart? Lannoo 2004, alle leeftijden, Woutertje Pieterse Prijs 2005. Schitterend kijk-, ontdek- en vertelboek vol geestige plots en subplots. We volgen de belevenissen van een aantal vermenselijkte dieren door bos, bergen en grasland, steeds langs dezelfde rivier, in dertien spreads. Twee ratten stelen de taart van meneer en mevrouw Hond. Ze rennen ermee weg, achtervolgd door het echtpaar Hond. Tegelijkertijd gebeurt er veel meer. Het wordt een complete en complexe achtervolging, niet alleen van dieren maar ook van attributen. Uiteindelijk zitten de roofratjes aan een boom vastgebonden, terwijl de rest van de dieren geniet van een picknick met taart. Getekend in een gedetailleerde en toch losse pentekenstijl: zorgvuldig en overzichtelijk, met gevoel voor timing, slapstickachtige humor, subtiele grapjes en het visueel afronden van verhaallijnen.

Charlotte Dematons: De gele ballon, Lemniscaat 2003, 4+. Tekstloos beeldboek op groot formaat met van de spreads aflopende kleurenprenten vol details over de wereldreis van een gele ballon, een blauwe auto en een fakir op een vliegend tapijt. Op elke prent is vanuit vogelperspectief enorm veel te zien aan verschillende samenlevingen in heden en verleden door elkaar. Ridders en indianen, skiërs en wildwaterkanoërs, bedoeïenen en wilde dieren, een vliegdekschip naast zeventiende-eeuwse VOC-schepen, ijsberen bij pinguïns, een sloppenwijk naast een kermis, Roodkapje en Niels Holgersson. Een eindeloos kijk- en zoekboek.

Charlotte Dematons: Nederland, Lemniscaat 2012, Zilveren Penseel 2013, 8+. Opnieuw een overweldigend rijk en groot prentenboek met zevenentwintig spreads, nu over Nederlandse cultuur en natuur, met honderden items uit geschiedenis, aardrijkskunde, kinderliteratuur en kinderliedjes, steeds speels bewerkt. In Utrecht ontdek je Nijntje, in Amsterdam Rembrandt, het Prinsengrachtconcert en Anne Frank met haar dagboek, in Limburg de bokkenrijders. Een eindeloos kijk- en zoekboek – ook voor volwassenen – waarin elke vierkante centimeter betekenis heeft. In 2013 verscheen ter begeleiding van dit boek Duizend dingen over Nederland, met verklarende tekst.

Barroux: Waar is de olifant? en Waar is de zeester? Uitgeverij Meis & Maas 2015 en 2016, 3+.
Fraai geïllustreerde prentenboeken die vrijwel zonder woorden raak en zonder moralisme laten zien hoe milieuvervuiling werkt. In vijftien ruim opgezette spreads zie je hoe kleurrijke natuur door menselijk ingrijpen verandert in een voor dieren onbewoonbare wereld. In Waar is de olifant? gaat het om de gevolgen van ontbossing en in Waar is de zeester? gaat het om het leven onder water. Elke spread is een zoekplaatje en kleuters zullen het leuk vinden om de dieren op te sporen. Om op een speelse, creatieve manier met jonge kinderen na te denken over hoe om te gaan met onze planeet.

© Lieke van Duin & Jos van Hest

Naar boven