de Meisjes – Lessuggesties 2022

De Woutertje Pieterse Prijs bekroont de mooiste boeken die het afgelopen jaar zijn verschenen. Er zijn zes boeken genomineerd, die geschikt zijn voor kinderen vanaf 9, 12 en 15 jaar.

Om leraren te inspireren aan de slag te gaan met actuele én goede kinder- en jeugdboeken, bieden wij lestips bij de genomineerde boeken uit 2021 aan. Dit jaar voor de bovenbouw van het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs.

Voor wie zijn deze lestips?

Deze lessuggesties richten zich op het boek de Meisjes van Annet Schaap (Uitgeverij Querido), een boek dat geschikt is voor kinderen vanaf 10 jaar. Deze lestips zijn bedoeld voor de brugklas van het voortgezet onderwijs. Er is ook een pdf beschikbaar.

de Meisjes. Zeven sprookjes van Annet Schaap

Annet Schaap heeft zeven nieuwe sprookjes geschreven, waarin meisjes de hoofdrol spelen. Het zijn stuk voor stuk sterke meisjes die niet wachten op de prins op het witte paard. Sommige meisjes hebben aan het begin nog wel die illusie, maar beseffen al gauw dat sprookjes niet bestaan, bijvoorbeeld als de kikker maar niet verandert in een knappe prins (zoals in Kikker) of als er überhaupt geen prins op het witte paard komt opdagen (zoals in Monstermeisje) of als de prins anders blijkt te zijn dan ze verwacht had (zoals in Meneer Pelsteel) of als de prins haar zusje maar niet wakker kust (zoals in Slaapster). De meisjes worden als het ware de realiteit ingetrokken. Ze ervaren hun eigen kracht, zoals het meisje dat de wolf uitdaagt (in Wolf), de zusjes die het huis schoonmaken van de lugubere dominee (in Blauw) en de zusjes die al hun spullen ruilen voor eten als hun vader maar niet thuiskomt (in Koekjes). Vindingrijk en zelfverzekerd geven ze hun leven een andere wending.

Uit het juryrapport

Zeven sprookjes, zeven meisjes, zeven onverwachte eindes. In de Meisjes verleent Annet Schaap haar zelfbewuste protagonistes een eigen stem en speelt ze een geraffineerd spel met sprookjesmotieven en symboliek. De groteske illustraties in scraperboard brengen de verhalen op onnavolgbare wijze tot leven. Stevig geworteld in de traditie van het volkssprookje en tegelijkertijd brandend actueel én eigenzinnig; zo geeft Annet Schaap haar voorgangers Grimm en Perrault het nakijken.

Kenmerken

  • bewerking van een sprookje
  • rol van vrouwen / gender
  • onttovering
  • dromen versus realiteit

Werken aan verhaalbegrip en het ontwikkelen van literaire competentie

Volkssprookjes
Annet Schaap liet zich met de Meisjes inspireren door bekende sprookjes en heeft er een hele nieuwe invulling aangegeven. Vaak wordt bij nieuwe sprookjes verwezen naar het ‘originele’ of het ‘echte’ sprookje, maar voor volkssprookjes is er geen aantoonbaar ontstaansmoment te noemen. Sprookjes en volksverhalen zijn mondelinge overleveringen uit allerlei culturen die ooit zijn opgeschreven door bijvoorbeeld de gebroeders Grimm en Charles Perrault (Joosen, 2014). Bij een vergelijking tussen het ene en het andere sprookje kun je dan ook het best een verwijzing maken naar de bron die je gebruikt en niet spreken over het ‘originele’ sprookje, want dat bestaat niet.

Adaptaties
Bij een bewerking, ook wel adaptatie genoemd, kun je op verschillende manieren de brontekst vergelijken met de nieuwe tekst. Bij vrije associaties is het interessant naar de overeenkomsten te kijken en bij meer getrouwe bewerkingen spelen de verschillen een belangrijke rol. Je kijkt dan naar inkorting, censuur, uitbreiding of aanpassing(Kamp, 2019).

Wat is nieuw? | Verwerking 1
Vergelijken (groepswerk)

Voorlezen of zelf lezen

Variant voorlezen
Kies een verhaal uit om voor te lezen. Je kunt hiervoor zelf een keuze maken of de leerlingen laten stemmen. Je kunt kiezen uit de volgende verhalen (sla Kikker over, want dat gebruik je bij Verwerking 2):

Variant zelf lezen
Verdeel de klas in 5 groepjes en verdeel de verhalen (zonder het verhaal Kikker en nog een ander verhaal dat je bewaart voor Verwerking 3) over de groepjes. Laat de leerlingen zelf hun verhaal lezen per groepje.

Waar doet het verhaal je aan denken?
Ga in gesprek over het verhaal dat je hebt voorgelezen of laat de leerlingen hun zelf gelezen verhaal met elkaar bespreken in de groepjes. Herkennen de leerlingen elementen in het verhaal? Waar doet het ze aan denken? Als de associatie is gemaakt met het bekende sprookje, geef je de opdracht aan de leerlingen om zelf op zoek te gaan naar dat sprookje als brontekst. Misschien hebben ze thuis een sprookjesboek staan of laat ze anders op zoek gaan in de bibliotheek.

Vergelijken
Als de leerlingen een sprookje hebben meegenomen, laat je ze dit vergelijken met het verhaal dat je hebt voorgelezen of dat ze zelf hebben gelezen. Als je uitgaat van het verhaal dat je hebt voorgelezen, verdeel je nu de klas in groepjes. Zorg er daarbij voor dat in elk groepje minstens twee meegenomen verhalen zijn te vinden die ze als brontekst kunnen gebruiken. Het zou mooi zijn als dit verschillende versies zijn, zodat leerlingen zien dat ook daar verschillen in kunnen zitten. Een Disney-versie is bijvoorbeeld heel anders dan de versie van de gebroeders Grimm.

Laat ze het volgende onderzoeken:

  • Wat is hetzelfde?
  • Wat is vervangen?
  • Wat is toegevoegd?
  • Wat is verplaatst?
  • Wat is weggelaten?

Wat vinden de leerlingen van de aanpassingen?

Het leven is nu eenmaal geen sprookje | Verwerking 2 [fragment p. 117-132]
Creatief schrijven (individueel of in duo’s)

Voorlezen of luisteren
Lees het verhaal Kikker voor of luister samen naar het verhaal dat voorgelezen wordt door Annet Schaap in de Grote Vriendelijke Podcast (GVP): begin op [56 min 06].

Stop met voorlezen onderaan pagina 126 met de zin: ‘Het lijkt wel een sprookje.’
Bij het voorlezen van Annet Schaap in de GVP is dat op [1:03 min 01].

Afloop
Hoe zou het verhaal verder gaan? De leerlingen hebben in de vorige verwerking al kennisgemaakt met de vrije associatie van Annet Schaap. Kunnen ze zelf een afloop bedenken? Laat ze alleen of in duo’s een afloop schrijven. Het mag ongeveer een half A4 lang zijn.

Na het schrijven van een eigen afloop laat je de leerlingen elkaars verhalen uitwisselen en elkaar tips geven. De tips kunnen ze verwerken in hun verhaal. Wie wil zijn/haar verhaal voorlezen?

Luisteren
Luister hierna naar de afloop van het verhaal Kikker, voorgelezen door Annet Schaap of lees het zelf voor.

Bespreken
Bespreek de verschillen tussen de afloop van het verhaal van Annet Schaap en de eigen geschreven verhalen. Welke keuzes maakte Annet Schaap en welke maakten de leerlingen? Welk effect hebben de gemaakte keuzes? 

Iets nieuws ontdekken | Verwerking 3
Vertel eens (klassengesprek)

Voorlezen
De verhalen van de Meisjes bevatten veel elementen waar je met elkaar over van gedachten kunt wisselen. Kies een verhaal uit om voor te lezen, het liefst een verhaal dat de leerlingen nog niet kennen.

Leeservaring
Om te kijken wat ieder uit het verhaal heeft gehaald, voer je een gesprek over de leeservaring van de leerlingen. Via de Vertel eens-aanpak van Aidan Chambers kan dat op een manier, waarbij ieders inbreng telt. Een spelregel bij deze aanpak is namelijk dat alles gezegd mag worden, ook als je een verhaal stom vindt. Het verrassende van deze aanpak is dat je als leerkracht van tevoren niet weet waar het gesprek heen zal gaan. Je laat je leiden door de meningen uit de klas.

Met de Vertel eens-aanpak

  • leren leerlingen hun eigen gedachten onder woorden te brengen
  • leren leerlingen elkaars mening te respecteren
  • leren leerlingen zaken van een andere kant te bekijken

Rol leraar
Als gespreksleider heb je vooral een verbindende rol:

  • je legt verbanden tussen antwoorden
  • je betrekt leerlingen bij het gesprek
  • je vraagt door met de vraag: ‘Vertel eens?’ of ‘Hoe weet je dat?’

Wees vooral nieuwsgierig naar de mening van de leerlingen. Zo creëer je een fijne sfeer om met elkaar van gedachten te wisselen.

Het begin
Na het voorlezen van het verhaal start je met een inventarisatie. Elke leerling noteert voor zichzelf in stilte wat hij/zij van het verhaal vindt. Het gaat erom dat ze eerst hun eigen gedachten opschrijven, dus let erop dat ze niet gelijk met elkaar overleggen.

Ze geven antwoord op de volgende 4 basisvragen:

  • Wat vind je leuk aan het verhaal?
  • Wat vind je niet leuk aan het verhaal?
  • Wat is niet duidelijk? / Waar heb je vragen over?
  • Welke patronen herken je?

Delen van de basisvragen
Als iedereen de antwoorden heeft opgeschreven, gaan jullie dat als volgt met elkaar delen:

  • Teken op het bord een matrix met daarin de 4 segmenten: LEUK | NIET LEUK | ONDUIDELIJK | PATRONEN (of gebruik hier symbolen voor  ).
  • Vraag nu om de beurt of een leerling iets noemt, op volgorde van de segmenten. Zet de antwoorden in steekwoorden in het juiste segment.
  • Als een vak vol is, stap je over naar het volgende segment.
  • Belangrijk bij het ophalen van de antwoorden is dat er alleen een inventarisatie plaatsvindt en nog GEEN gesprek. Zorg er goed voor dat leerlingen nog niet op elkaar reageren (anders heb je zo dadelijk geen gesprek meer).

Onderwerp bepalen
Als iedereen iets heeft kunnen inbrengen en de segmenten vol staan met steekwoorden, ga je samen zoeken naar overeenkomsten. Omcirkel dezelfde woorden en verbindt ze met elkaar vanuit verschillende segmenten. De woorden met de meeste verbindingen, vormen het beste uitgangspunt voor een gesprek, want die onderwerpen leven in de groep. Heb je geen overeenkomsten gevonden, gebruik dan de onduidelijkheden als vertrekpunt.

Het gesprek
Start nu het gesprek door een vraag te stellen als: ‘Ik zie dat ….  niet zo leuk vindt aan het verhaal, kun je daar iets meer over vertellen?’ of ‘Ik zie dat je …. onduidelijk vindt, vertel eens?’. Je laat iemand verduidelijken en betrekt anderen erbij door te vragen: ‘Herkent iemand dit?’ of ‘Denkt iemand daar anders over?’. Je kunt vragen naar bewijzen vanuit de tekst: ‘Hoe weet je dat?’. Je kunt ook verdiepende vragen stellen over de inhoud van het verhaal of de verhaalstructuur. Aidan Chambers heeft voorbeelden van algemene en speciale vragen gemaakt die je in je achterhoofd kunt houden als gespreksleider. Gebruik voor meer informatie Leespraat (zie bronnenlijst).

Bij het verhaal uit de Meisjes kun je de volgende verdiepende vragen achter de hand houden (voor als het gesprek stokt of als je een antwoord wilt verhelderen van een leerling):

  • Ken je andere verhalen die hierop lijken?
    • Waarin is dit verhaal hetzelfde?
    • Waarin wijkt het af?
  • Welke verhaalfiguur boeide jou het meest? Vertel eens…
    • Is dit de belangrijkste persoon in het verhaal. Of gaat het eigenlijk over iemand anders?
    • Welk verhaalfiguur vond je niet aardig?
    • Deed een van de karakters je denken aan iemand anders die je kent? Of aan figuren in andere verhalen?

Door goed naar elkaar te luisteren, bewijzen te zoeken in de tekst en elkaar aan te vullen, ontstaan de mooiste gesprekken. Ieder leest/luistert op een andere manier en haalt er andere aspecten uit. Door de verschillende zienswijzen met elkaar te bespreken, ontstaan er nieuwe inzichten. En DAT is de kracht van de Vertel eens-aanpak: voortborduren op gedachten van anderen en samen iets nieuws ontdekken.

Napraten
Als laatste kun je de vraag stellen: ‘Ben je tot nieuwe inzichten gekomen na dit gesprek? – Vertel eens?‘ of ‘Zou je nog andere verhalen uit het boek willen lezen? – Vertel eens?’.

Meer lezen

Andere bewerkingen van bekende sprookjes:

  • Gruwelijke rijmen (2017) van Roald Dahl, Uitgeverij De Fontein Jeugd.
  • Roodkapje was een toffe meid (2010) van Marjet Huiberts, Benaissa Linger en Wendy Panders, Uitgeverij Gottmer.
  • Sneeuwwit (2022) van Daan Remmerts de Vries en Mark Janssen, Uitgeverij Volt.
  • Zwart als inkt is het verhaal van Sneeuwwitje en de zeven dwergen (1997) van Wim Hofman, Uitgeverij Querido. 

Bronnen 

  • Chambers, Aidan (2012). LeespraatDe leesomgeving & Vertel eens. Leidschendam: NBD Biblion.
  • Joosen, Vanessa (2014). Tussen traditie en vernieuwing. Sprookjes, mythen en andere volksverhalen. In: Een land van waan en wijs. Geschiedenis van de Nederlandse jeugdliteratuur. Amsterdam/Antwerpen: Atlas Contact, pp. 89-120.
  • Kamp, Iris, Jong-Slagman, Janneke de, & Duijvenboden, Peter van (2019). Jeugdliteratuur & didactiek. Handboek voor vo en mbo. Bussum: Coutinho.

Deze lestips zijn ontwikkeld door Loes Reichenfeld (LEES met LOES) in opdracht van de Stichting Woutertje Pieterse Prijs. Ze worden aangeboden dankzij de steun van de Brook Foundation en De Versterking.

© Stichting Woutertje Pieterse Prijs en LEES met LOES, 2022

 

Naar boven