Vandaag wordt voor de 32ste keer de Woutertje Pieterse Prijs uitgereikt aan het beste oorspronkelijk Nederlandstalige kinder- en jeugdboek van het afgelopen jaar, een boek dat uitzonderlijk is op het vlak van taal, inhoud, illustratie en vorm. Dat klinkt als een eenvoudige mededeling, maar dat is het niet. Dat we hier vanmiddag samen konden zijn om de prijs uit te reiken, is lang onzeker geweest.
Het siert de Brook Foundation en De Versterking dat ze de belangrijke taak van de Woutertje Pieterse Prijs erkennen en financieel mogelijk maken: kwaliteitsvolle jeugdliteratuur onder de aandacht brengen. Want net als volwassenen hebben kinderen recht op goede literatuur, op mooie boeken en verhalen die de verbeelding prikkelen en aanzetten om over het muurtje te kijken naar andere werelden dan de onze.
Naar dat soort boeken is de jury op zoek gegaan, en we hebben ze gelukkig in veelvoud gevonden. Het was een mooie oogst, van verrassende boeken waarin verwondering de boventoon voert, waarin wordt gezocht naar een eigen plek in de wereld, naar hoe je kunt worden wie je bent, naar waar je wortels liggen, zodat je kunt groeien en bloeien in alle openheid. Vijf vrouwen, vijf mannen, drie Nederlandse titels, drie Vlaamse kwamen bovendrijven – een mooi, maar zuiver toevallig evenwicht.
Voor we het over de genomineerden hebben, willen we graag een boek voor het voetlicht brengen dat de shortlist niet heeft gehaald: Annejan Mieras verdient een eervolle vermelding voor haar debuut Portiek Zeezicht. Haar hoofdpersonage, de eigengereide en vindingrijke Fenna, die haar weg zoekt in een nieuwe omgeving en houvast vindt bij de medebewoners van de flat waar ze met haar moeder is komen wonen, stal moeiteloos de harten van de juryleden, maar moest het bij de uiteindelijke keuze helaas afleggen tegen de andere genomineerden.
We hadden het eerder al over boeken waarin een zoektocht centraal staat. Een bijzondere queeste is die van Arend van Dam in De reis van Syntax Bosselman. Hij verweeft op een vernuftige manier verhalen en non-fictie in dit boek over de geschiedenis van de slavernij. Vertrekkend van een foto uit 1883 doet hij het relaas van de reis die de voormalige slaaf Syntax Bosselman en 27 van zijn landgenoten maakten naar het verre Europa om er als ‘Surinaamse inboorling’ te worden uitgestald op de wereldtentoonstelling in Amsterdam. Hun verhaal over wat het betekent gekleurd te zijn in een witte wereld en hoe die witte wereld tegen hen aankijkt, wisselt Van Dam af met feitelijke hoofdstukken over de geschiedenis van de slavernij. Hij deelt zijn verbazing en zijn schaamte daarover met de lezer, maakt je deelgenoot aan de zoektocht naar zijn bronnen en zijn worsteling met het onderwerp. ‘Geschiedenis is niet zoals een schilderij aan de muur, dat eeuwig blijft’, benadrukt hij, ‘ons beeld van vroeger verandert met de tijd.’ De reis van Syntax Bosselman is een noodzakelijk boek over een hoofdstuk in onze geschiedenis dat nog lang niet is afgeschreven en nog steeds actueel is. En dat tegelijk wezenlijke dingen zegt over geschiedschrijving, luchtig geïllustreerd door Alex de Wolf.
Zoeken wordt tot een kunst verheven in Tierenduin. Geert Vervaeke verstopte een hele dierentuin in dit woordloze prentenboek. De staart van de tijger is een sissende slang, de ijsbeer staat niet op een ijsberg, maar schuilt in de muil van een haai met blikkerende tanden. En door de bomen zie je niet het bos, maar een zebra. Altijd staat er meer dan er staat, en geregeld staat er ook iets anders dan wat je denkt dat er staat. Geert Vervaeke speelt een geraffineerd spel met het zwart van het beeld en de witruimte van het papier. Dieren zitten verstopt in dieren, maar ook in oksels, vleugels, het vlekkenpatroon van een vacht. Hoe aandachtiger je kijkt, hoe meer je ziet. En hoe meer je gaat terugbladeren om nog meer te zien. Je leert steeds beter te kijken met minder informatie, want gaandeweg krijg je alleen nog losse lichaamsdelen te zien: een uitnodiging om je verbeelding aan het werk te zetten. Geert Vervaeke bereikt met minimale middelen een maximaal effect in deze leeftijdloze ode aan onbegrensde fantasie.
Die fantasie wordt ook flink aan het werk gezet in Zeb. Er heerst een prettige gekte in deze elf korte verhalen. Gideon Samson haalt op een terloopse, haast achteloze toon onze zekerheden onderuit, alsof een zebra in de klas, grapjes per stuk kopen in de winkel en een wet invoeren die het huilen verbiedt de gewoonste zaken van de wereld zijn. Tegelijk is het een filosofisch boek, over hoe alles geld kost, over hoe een meerderheid de minderheid niet zomaar iets kan opleggen, over de kracht van protest, over kritisch denken en kuddegedrag. Een heerlijke uitnodiging om buiten geijkte denkpatronen te treden en niet voetstoots aan te nemen dat de regels nu eenmaal de regels zijn. Dat vrolijke absurdisme vind je ook terug in de illustraties van Joren Joshua: gestileerd, met een mooi lijnenspel, maar tegelijk vol zwier en humor. Tekst en illustraties spelen zo mooi op elkaar in dat twee plus twee niet alleen vijf is in dit boek, maar één plus één ook drie is.
Worden wie je bent, dat is de zoektocht die Janis onderneemt in Lepelsnijder van Marjolijn Hof. Hij kent alleen de bergtop waar hij woont, want in het dal, zo vertelt de oude Frid hem, heerst De Grote Ziekte die ‘kan huilen en kruipen en zwemmen’. Hij brengt zijn dagen door met het snijden van kunstige lepels, prachtig in beeld gebracht door Annette Fienieg. Maar wat als Frid op een dag wegblijft? Dan moet Janis wel van die berg af komen. Het wordt een confrontatie met de grote boze wereld. Sommigen hebben het goed met hem voor, anderen niet, en het is een hele klus voor hem om daar doorheen te kijken. Janis vertrekt op een queeste om sterker, maar sadder en wiser thuis te komen bij zichzelf. Lepelsnijder is een coming-of-age- en een meanderend avonturenverhaal ineen over heelmakers en stukmakers, en over plantrekkers. Een boek waar je helemaal in kunt kruipen.
Stel: je bent bijna dertien, je ouders zijn gescheiden en je broertje heeft een uitroepteken op zijn borst – letterlijk en figuurlijk: Alan is hartpatiënt en trekt alle aandacht van je moeder naar zich toe. Dan is het leven niet eenvoudig, dan kan het gebeuren dat je je nu eens verstopt en dan weer fel uithaalt. Bianca is voor haar moeder ‘een meisje met een gebruiksaanwijzing’, haar vader vindt haar onhandelbaar. In werkelijkheid schreeuwt ze om aandacht maar dan in stilte. Bart Moeyaert heeft in Tegenwoordig heet iedereen Sorry aan één broeierige namiddag, één huis en één benepen achtertuintje genoeg om een kentering te schetsen. Het hele boek door bouwt de spanning zich op en wacht je op de ontlading. Suggestief, subtiel en ingehouden beschrijft hij wat er gebeurt als er een vriendje van Alan komt spelen en zijn moeder een soapactrice blijkt te zijn naar wie Bianca erg opkijkt. Tijd om haar schuilplaats en het paralleluniversum waarin ze leeft te verlaten en haar eigen plek te vinden.
Geluk lijkt vanzelfsprekend. Het is pas als je het verliest, dat je je bewust wordt van wat je mist. Die harde les leert Alice in Alles komt goed, altijd van Kathleen Vereecken en Charlotte Peys. Blij verwonderd is ze als ze een kleurige wereldbol met snoepjes krijgt. Dat die wereld kort daarop verscheurd zal worden door de Eerste Wereldoorlog kan niemand zich voorstellen. We zijn veilig in ons hoekje van de wereld, zegt haar vader. Maar Alice weet intussen dat de wereld rond is en dat een bol geen hoekjes heeft. Al snel leert ze wat het betekent om bang te zijn voor bommen en gas, om vluchtelingen en soldaten door de straten te zien trekken en zelf vluchteling te zijn, en dat de geruststellende woorden van haar moeder: ‘Alles komt goed, altijd’ een leugen om bestwil zijn. Alle kleur lijkt uit de wereld te verdwijnen, wat mooi wordt gesymboliseerd in de kwetsbare aquarellen van Charlotte Peys. Een aangrijpend boek waarin met onsentimentele, kinderlijke blik naar de rafelranden van de oorlog wordt gekeken en hoe die alles op losse schroeven zet. Maar waarin de liefde voor het leven uiteindelijk de bovenhand haalt.
Zes prachtige boeken, zes uitblinkers die allemaal een ruim lezerspubliek verdienen. Maar er kan maar één winnaar zijn. De jury koos dit jaar voor sfeer, voor ingehouden emotie en een aangrijpend verhaal, voor een hoofdpersoon die ondanks alle ellende en tegenspoed blijft zoeken naar wat het leven mooi maakt, die net als Multatuli’s Woutertje Pieterse de wereld met een open blik tegemoet blijft treden. Want ook al is die wereld roestig geworden, ‘er zit nog steeds kleur op’. En ook al is ze – een oorlog ouder – te groot geworden voor poppen en sprookjesboeken waarin iedereen lang en gelukkig leeft en alles altijd goed komt. Toch wil ze dat nog steeds geloven. U hebt het allang begrepen: de Woutertje Pieterse Prijs 2019 gaat naar Alles komt goed, altijd van Kathleen Vereecken en Charlotte Peys.