Juryrapport Woutertje Pieterse Prijs 2018

Juryrapport Woutertje Pieterse Prijs 2018

Vandaag wordt voor de 31e keer de Woutertje Pieterse Prijs uitgereikt. De prijs die bestemd is voor een Nederlandstalig kinder- of jeugdboek met uitzonderlijke kwaliteiten, zowel op het gebied van taal en inhoud als op dat van beeld en uitvoering. Misschien overbodig om te noemen – want wie weet dit nou nog niet -, maar kwaliteit was de norm toen de prijs voor de allereerste keer in 1988 werd uitgereikt. En kwaliteit is ook nu, anno 2018, nog steeds de norm. Zowel literair als visueel.

In de eerste en tweede schifting werden de boeken geselecteerd die aan die norm voldoen. De kwaliteit tekende zich al snel helder af. Een geluk bij een ongeluk: het lees- en vergaderwerk moest immers in een korte, intensieve periode gebeuren, omdat het lang de vraag was of de Woutertje Pieterse Prijs wel zou blijven bestaan, vanwege het wegvallen van de sponsor.

Dat we hier met zijn allen toch bij elkaar zijn, is dankzij een aantal bijzondere en gulle gevers. Het siert De Versterking, het Lira Fonds, het Nederlands Letterenfonds en het Prins Bernhard Cultuurfonds dat ze het grote belang van de Woutertje Pieters Prijs erkennen, en dat ze durf tonen door indirect in kwaliteitsboeken te investeren. Kwaliteitsboeken voor kinderen, wel te verstaan. Ja, die toevoeging is belangrijk. Want we zeggen wel met zijn allen dat alleen het allerbeste goed genoeg is voor onze jeugd. Maar mooie boeken en verhalen die de verbeelding prikkelen en kinderen aanzetten om in de voetsporen van Woutertje Pieterse en diens geestelijke vader Multatuli over de grenzen van de eigen wereld te kijken, horen daar niet meer vanzelfsprekend bij. Dat eerdergenoemde vier organisaties deze wat somber makende trend helpen proberen te keren, maakt ze tot ware cultuuroptimisten: vooruitgangsdenkers die begrijpen dat we allemaal, jong en oud, verhalen nodig hebben om het leven te kunnen leven. Nu, en in de toekomst.

Misschien moet daarom aan de literaire en visuele kwaliteitseis van de Woutertje Pieterse Prijs er hoognodig nog eentje worden toegevoegd: durf. Churchill zei het ooit al, ‘de eerste kwaliteit die nodig is, is durf.’ En hij heeft gelijk. Voor het maken van kunst is eerst en vooral durf nodig. Bravoure. Daar begint alles mee. Zonder die bravoure was er überhaupt geen Woutertje Pieterse geweest, of Annetje Lie, of Iep, of een paard in drie delen, of Stella… En zonder waardering voor die bravoure – in de vorm van een prijs, een bekroning – hadden we nu geen Lampje gehad die van over zee stormachtig de kinderboekenwereld is binnen komen waaien; geen eigentijdse prinses aan wie niemand kan zien dat ze onder haar matras een erwt verbergt; geen onverschrokken avonturier die in de Zuid-Afrikaanse bush verslag doet van het human-wildlife conflict; geen zweetvoetenman die ons vooroordeel dat het recht saai is in een keer onderuit haalt, en geen moderne Sheherazade die laat zien wat behalve vrouwen, verhalen vermogen, in woord en in beeld.

De vijf genomineerde titels voor de Woutertje Pieterse Prijs bewijzen dat die laatste zin geen holle frase is. Behalve Ted van Lieshout, zijn het allemaal vrouwen aan wie we deze prachtige shortlist te danken hebben. Bovendien spelen in een heel aantal van de boeken vrouwen de hoofdrol. Een gedurfde hoofdrol, die je anders naar de wereld doet kijken.

In Onder mijn matras de erwt van Ted van Lieshout is die hoofdrol voor een meisje dat stapje bij beetje afscheid neemt van haar kindertijd. In dertig gedichten en poëtische prozateksten vertelt ze je onomwonden over haar zielengeworstel, zich voorzichtig bewust van alle veranderingen die zich binnenin en buiten haar voltrekken. Haar directe toon is lichtvoetig en wrang tegelijkertijd. Haar taal is helder. Zonder veel stijlmiddelen wordt een groot scala aan emoties voelbaar gemaakt. Verlangen, eenzaamheid, boosheid, onbehagen, onzekerheid, moed en empathie, je komt ze allemaal tegen, soms doorspekt met licht cynische observaties waarbij Van Lieshout je regelmatig doet verwonderen met zijn altijd originele taalspel. Niet minder origineel zijn Van Lieshouts fascinerende foto’s bij de teksten van witte poppenkoppen met knikkerogen, aangekleed met huis-tuin-en-keukenmaterialen. Ze zijn lelijk, idioot, eng, in zichzelf gekeerd, doortrokken van gevoel en ongrijpbaar. Ze weerspiegelen de existentiële zoektocht die het meisje aflegt. Alleen Van Lieshout kan zoiets maken, omdat alleen Van Lieshout dit durft.

Durf kan ook Joukje Akveld niet worden ontzegd. Ruim vier maanden trok ze dwars door Zuid-Afrika om ter plekke het botsen tussen mens en dier te documenteren. Dat resulteerde in Wij waren hier eerst: lichtvoetig geschreven, beeldrijke literaire non-fictie die opvalt door een fraai evenwicht tussen journalistieke distantie en oprecht engagement, met als inzet het gebrek aan ruimte wat de Zuid-Afrikaanse fauna bedreigt. Onder het aan Gerard Reve ontleende veelzeggende motto, ‘het gaat slecht, verder gaat het goed,’ portretteert Akveld een bonte verzameling bijzondere dieren als pinguïns, bavianen, blauwapen, neushoorn en olifanten. Bij Akveld geen jungle-berichten met opgepompte superlatieven over hoe ‘gaaf’ wilde dieren wel niet zijn, maar informatieve, genuanceerde karaktervolle verslagen in een scherpzinnige stijl, met als boodschap, ‘Dit is Zululand, niet Disneyland.’ Kom daar vandaag de dag maar eens om in een kinderboek.

Eenzelfde gevoel van urgentie spreekt uit De Zweetvoetenman van Annet Huizing en Margot Westermann. Een boek ‘over rechtszaken en regels en een hoop ander gedoe,’ zoals de ondertitel verraadt, met als motto ‘het recht is overal en van iedereen.’ Wie denkt dat dit saai, of moeilijk is? Wees niet bevreesd. Huizing vertelt in heldere taal, zonder te hurken, over complexe zaken als rechtsbeginsel, spreekrecht, wanneer nood wet breekt, de Warenwet, vrijheid van meningsuiting en natuurlijk de rechtsstaat zelf. De vragende hoofdstuktitels verraden al direct hoe bizar het recht kan zijn. En hoe levendig, aantrekkelijk en soms humorvol Huizing daarover schrijft: ‘Kun je een boete krijgen voor zweetvoeten?’; ‘Moet je je altijd aan de regels houden?’; ‘Waarom bemoeit de overheid zich met hagelslag?’ Dit boek bewijst bovendien hoe essentieel goed beeld en vormgeving kunnen zijn: Westermann verluchtigt en verduidelijkt en maakt dat je De Zweetvoetenman per se wil lezen. Een boek zoals de jury nog niet eerder heeft gezien.

Lampje van Annet Schaap roept juist een gevoel van herkenning op. Dit sprookjesavontuur over een vuurtorenwachtersdochter, zeemeerminnenzoon en hun vrijheidsstrijd voor eigenheid, is ontegenzeggelijk schatplichtig aan grootheden als Paul Biegel en Hans Christian Andersen. Maar dat heeft Schaap niet in de weg gezeten. In tegendeel. Haar verhaal over het moederloze meisje Lampje dat iedere avond het licht van de vuurtoren doet branden tot ze op een stormnacht geen lucifers meer heeft waardoor een schip vergaat, ze van haar vader gescheiden wordt en naar het spookachtige Zwarte Huis moet verkassen, is wat je zou kunnen noemen een nieuwe klassieker. De plot is spannend en griezelig en sterk qua opbouw. De taal golft als de zee. De metaforen passen het verhaal. En de personages ontroeren. Zoals de vuurtorenwachter die Lampje mist: ‘Zwiep aan, zwiep uit. Zwiep licht, zwiep donker. Zo heb je een vrouw, zwiep, en een kind, zwiep, een baan, een been. En zo heb je niks. Alsof ze er nooit zijn geweest.’ Lampje roept herkenning op, ‘herkenning van iets wat je nooit eerder hebt gezien.’ (1)

Dat is dus wat verhalen vermogen. Geen holle frase, zo blijkt. En zo zijn we weer terug bij Sheherazade die in En toen, Sheherazade, en toen? van Imme Dros en Annemarie van Haeringen Koning Sjahriar met haar vertelkunst verleidt om te voorkomen dat ze wordt onthoofd uit wraak voor het overspel van zijn echtgenote. De verhalen van Duizend-en-een-nacht zijn bekend. Maar Dros kiest een eigen aanpak die past bij haar hartstocht voor de vertelkunst. Ze schrijft in een bezwerend metrum op de grens van proza en poëzie. In ieder verhaal krijgt Sheherazade subtiel het woord, die vervolgens bewijst dat verhalen een brug tussen mensen kunnen slaan, hoe verschillend ze ook zijn. De kracht van dit boek zit in de samenwerking tussen Dros en Van Haeringen die met haar dynamische illustraties en gracieuze spel met oosterse motieven de sprookjesverhalen van een speels exotisme voorziet. Het boek ademt duizend-en-een-nacht en betovert je al bij de eerste aanblik.

 

Vijf prachtige boeken, die allemaal de kwaliteitseis van de jury van de Woutertje Pieterse Prijs ruimschoots hebben doorstaan. Het was moeilijk de winnaar te kiezen, maar dat is het altijd. De jury koos dit jaar voor wervelende taal, voor sfeervol beeld en voor oprechte durf: Voor een illustrator die net als haar hoofdpersoon eindelijk heeft durven toegeven aan haar diepe verlangen te willen schrijven, en nu ineens ook schrijver is. Voor een hoofdpersoon die net als Woutertje Pieterse nieuwsgierig is en de wereld met een onbevangen blik tegemoet treedt. Voor een lichtend meisje dat durft te kiezen voor eigenheid, omdat ze is ‘gesneden ‘uit dat hout. Dat goeie hout. […] Heldenhout.’ ‘Schrijven is een wonder,’ zegt Lampje op een gegeven moment. En dat is waar: Lampje brengt letterlijk en figuurlijk licht. Ze maakt het beste in ieder los. Maar, zegt ze ‘ik ben wel van mezelf, anders.’ U begrijpt het al, de Woutertje Pieterse Prijs gaat dit jaar naar Lampje van Annet Schaap.

(1) Ursula K. Le Guin, The Wave in the mind, Talks and Essays on the Writer, the Reader, and the Imagination, Shambhala, Boston 2004.

Noraly Beyer (juryvoorzitter)
Anne-Gine Goemans
Jen de Groeve
Mirjam Noorduijn
Peter de Kan

© Amsterdam, april 2018

Naar boven