De hemel is er blauwer. De zon schijnt er feller. Dieren kunnen er praten. Je hoort er verhalen die je nog niet kende.
Heeft u wel eens geslapen onder vijf dekens omdat u het koud had? Bent u wel eens een weg ingeslagen terwijl de hitte boven het land hing? Of liep u wel eens mee met een beer die vreselijk was toegetakeld?
Ik zie u verdwijnen in een stadsmuur. Goed luisteren, dan hoort u stemmen waarvan u geen weet had. Een haven. Ziet u dat meisje dat daar rondzwerft? Wat wil zij? Waarom loopt ze daar? Wat is dat nu? Wat nestelt zich rrt in uw krullenbol? Een mus!! Hoe komt díe daar nou? Een jongetje dat naar de koningin mag … Maar waar zijn zijn bloemen? Voel de wind die opsteekt. Een wind die van zee komt. Hij blaast de mist voort.
Is dit een verhaal van nu? Is dit een verhaal van toen? Slavernij. Toen dus. Een meisje dat een jongetje als een soort speeltje mag bezitten. Dat kun je je toch nu niet meer voorstellen. Maar stelt u zich voor dat alles wat ik net vertelde op de een of andere manier bestaat. Bijvoorbeeld in een kinderboek. Want is dat geen heerlijke vrijplaats waar de fantasie nog alle ruimte heeft, waar wáár kan zijn wat is verzonnen, waar wáár kan zijn wat is gebeurd? Grenzen zijn er eigenlijk niet. En de geloofwaardigheid kan door de schrijver en/of illustrator worden afgedwongen. Door een meeslepende manier van vertellen of tekenen bijvoorbeeld of door een overrompelende fantasie, door levensechtheid, door zijn vaardigheid zich te kunnen inleven in de jonge lezer. Want voor hem of haar doet hij het toch allemaal. Hij wil de jonge lezers de wereld binnenlokken die hij voor ze heeft bedacht, of nagetekend, of gereconstrueerd. En zo’n jonge lezer weet meteen of hij bij de neus wordt genomen of niet. Of de schrijver of tekenaar die al die moeite voor hem heeft gedaan hem serieus neemt, hem uitdaagt, zijn hart raakt, een vraag in hem loswoelt die hij daarvoor nog niet had. Een goed kinderboek maakt de jonge lezer boven alles nieuwsgierig en als het héél goed is, dan laat het hem nooit meer los. Dan blijft het boek bij hem zo lang hij leeft. Een goed kinderboek is voldoende om voor altijd te weten hoe leuk lezen is. Een goed kinderboek kan zorgen voor een levenslange leesverslaving.
We hoeven alleen maar te denken aan het boek waaraan de prijs die zo meteen wordt uitgereikt zijn naam te danken heeft: Woutertje Pieterse. Een verhaal waarvan alleen het begin al hilarisch is. Woutertje is nog steeds in onze hoofden, daar verdwijnt hij ook nooit meer uit. De hertaling die Ivo de Wijs heeft gemaakt van dit standaardwerk van Multatuli bewijst dat en ook de door Jan Kruis getekende versie, die dit voorjaar uitkomt is een bewijs van de duurzaamheid van Woutertje Pieterse.
Duurzaamheid. De jury van de Woutertje Pieterse Prijs had vooral dat woord in het hoofd, toen het de ruim 140 boeken die meedingen naar deze prestigieuze onderscheiding bekeek. Ook al omdat het dit jaar de 20ste uitreiking is van de Woutertje Pieterse Prijs. We dachten: het moet toch op zijn minst een boek zijn dat we over honderd jaar ook nog mooi vinden.
En zo dwaalden we door werelden die we nog niet kenden, of wel al kenden maar waarmee we hernieuwd kennis maakten, en uiteindelijk, na langdurige beraadslagingen, waarbij we stukken voorlazen, argumenten heroverwogen, zo af en toen boos bromden omdat we een verhaal te gezocht vonden, of te rommelig geschreven, of ook omdat we vonden dat het boek typografisch onder de maat bleef – en dat was bijna altijd – namen we een beslissing.
We schrokken bijna van het moment. Je kon een speld horen vallen. En toen we de beslissing hadden genomen was er blijdschap en grote tevredenheid. We vielen alle vier voor hetzelfde boek. Een puur verhaal waarin de kwaliteiten die we zo graag willen zien in een kinderboek op een wonderlijke manier samenkomen. Een boek dat de jonge lezer serieus neemt en dat nooit meer vergeten zal worden.
Het boek zou kunnen beginnen onder een blauwe hemel. Of in een land waar de zon fel schijnt. Of met een vogel die zich rrt nestelt in een krullenbol. Of met de woorden: er was eens … Dat zou allemaal kunnen. Maar het zou ook kunnen beginnen met de beschrijving van een weg, waar weinig mensen gebruik van maken. Er loopt wel eens iemand de ene kant en ook wel eens iemand precies de andere kant op. Zo zou het boek dat de Woutertje Pieterse Prijs heeft gewonnen kunnen beginnen. Ik zeg niet dat het zo begint … maar het kan.
Het winnende boek vertelt dus een puur verhaal. Het gaat over vriendschap en verbondenheid. Het is een bijna klassiek schoolverhaal waarin groepen tegenover elkaar staan, waarin een eerste liefde ontluikt, maar het is vooral een zoektocht naar identiteit. Wie ben ik? Waar kom ik vandaan? Bij wie hoor ik?
Het verhaal is gecomponeerd als een symfonie. De woorden kunnen kabbelen als golven, of brullen als de branding. Er zijn momenten van stilte en er zijn momenten van storm. Verteld in een taal die sober is en kaal, maar zo effectief, zo direct en vooral zo …vanuit het kind geschreven. Niet dat kinderen zo spreken als in dit boek, maar het is wel de taal die ze begrijpen, het zijn wel hun gevoelens.
De verschillende tijdsmomenten van het verhaal zijn bepalend voor de structuur. Twee kinderen kijken terug op een schooljaar dat ze zich hun leven lang zullen blijven herinneren. Wat ze hebben meegemaakt heeft een onuitwisbare indruk op ze gemaakt. De ontmoeting die er is geweest vergeten ze nooit meer. Ze willen die ook niet meer vergeten.
Het boek heeft een geheimzinnige, maar ook intieme sfeer. Je maakt als lezer even deel uit van een gemeenschap in een uithoek van ons land. Ergens aan zee.
Er zijn drie hoofdpersonen die je bijna kunt aanraken, zo goed en overtuigend zijn ze beschreven. Eén ervan is nieuw in de gemeenschap. Je ervaart de eenzaamheid van de nieuweling, je begrijpt waarom hij zo’n indruk maakt op zijn nieuwe klasgenoten. Hij trekt aan en stoot af, tegelijkertijd. Als hij weer weggaat voel je de spijt. Het verlangen ook naar de tijd dat hij er nog was; het gemis.
Het verhaal heeft prachtige zinnen, zinnen die passen bij de omgeving waar alles zich afspeelt. Wij keken als schapen op de zeedijk bijvoorbeeld of Je moet altijd met de vloed roeien. Even indrukwekkend zijn de woorden waarmee één van de hoofdfiguren zijn vriendschap onder woorden brengt: Ik kende hem in korte tijd ook al zo goed. In zijn hals zat een moedervlek. Bij zijn neusvleugel schemerde het rood van een piepklein adertje door de huid. Als je zulke dingen van iemand wist, dan was hij je vriend. Of nog dichterbij: je broer.
Alle stukjes van dit subtiele verhaal passen wonderwel in elkaar, maar ook als de puzzel voltooid is blijft er nog veel te raden. Je wil antwoorden op de vragen die zijn blijven liggen, je wilt weten waar dat dorp is. Je wilt op zoek naar de sporen die de hoofdpersonen hebben achtergelaten. Je wilt de sfeer van geheimzinnigheid, verbondenheid en vriendschap vasthouden. Je wilt niet van dat boek loskomen. Je wilt de wind voelen die eruit opwaait. Oplossen in de mist die van zee komt drijven.
Eerder sprak ik over leesverslaving. Dit boek zorgt daarvoor. Knap van compositie, prachtig van taal en met een verhaal dat duurzaam is en je niet meer loslaat.
Het is met buitengewoon veel plezier en ook wel met enige trots dat we bekend kunnen maken dat de 20ste Woutertje Pieterse Prijs is toegekend aan Harm de Jonge voor zijn boek Josja Pruis.
Amsterdam, 1 maart 2007,
De jury
Frits Spits, voorzitter
Irma Boom
Joke Linders
Doeschka Meijsing