Juryrapport Woutertje Pieterse Prijs 2000

Nog nooit kreeg de jury zoveel boeken ter beoordeling onder ogen. Zo’n 95 en zoals ieder jaar waren er weer de interessante debuten, de boeken die geen enkele kans maakten en de boeken die uitgevers vergaten in te sturen, zodat de jury ze alsnog moest opvragen. Uit die stapel bleven er zes over, waaruit het moeilijk kiezen was.

Zo was er Bart Moeyaerts Het is de liefde die we niet begrijpen. Hij roept in dit boekje een hevige spanning op, niet door sensationele gebeurtenissen, maar door juist haarscherp de on­uitgesproken spanning tussen de gezinsleden op te voeren en soms uit te vergroten tot in het surreële toe (Dan staat er: Mijn oren en ogen zijn groter dan ikzelf). Het is een stijl die de schrijver in staat stelt om bijvoorbeeld een afwezige broer bijna tastbaar aanwezig te maken in het verhaal. Een broeierige en bijna te mooi ge­­schreven tekst.

Voor altijd samen, amen van Guus Kuijer hoorde ook bij de laatste zes. Razendknap om in zo weinig woorden zoveel actuele maatschappelijke thema’s aan te roeren. Van racisme tot al of niet geloven en van trends in relaties tot het omgaan met outcasts. Voor altijd samen, amen is politiek correct, al is het nergens oppervlakkig en wordt het geen probleemboek. Het is hier en daar hilarisch en karikaturaal, maar ook stil en ontroerend. Een boek waarin ernst en humor tot een vanzelfsprekende eenheid verweven zijn.

Ook Wolf en Lam van Ben Kuipers haalde de finale. Een bescheiden boekje, geschreven in een taal die beginnende lezers aankunnen. De vondst schuilt erin dat Wolf en Lam vrien­den zijn, maar steeds die vriendschap bedreigd zien door hun conflicterende instincten. In alle eenvoud gaat het hier over de paradoxen van vriendschap. De humor is ingehouden en van een mooie heldere weemoed. De prenten van Ingrid Godon dragen het boekje en vullen de toon van het verhaal aan, zonder nadrukkelijk te worden.

Dan was er Peter van Gestels, Slapen en schooieren. Niets men­selijks is de katten en hon­den in dit boek vreemd. Ze vormen een kleine gemeenschap in en rondom het huis van ‘de lui’, en groeien op met alle onzekerheden, twijfels, angsten, verwachtingen en pleziertjes van dien. Peter van Gestel koos voor een speelse toon, die precies raak bleek om dit kleinedieren­universum te schetsen, en hield deze zonder haperen vol tot het einde.

Eveneens finalist was Trude de Jong & Georgien Overwater met Een palm op de Veluwe. Hoe de verstandhouding van Lily Waterstone met de haar toegewezen pleegvader Gijs gestalte krijgt, verneemt de lezer nu eens niet uit de mond van de heldin, maar uit fragmenten van het dagboek van de 32-jarige Gijs, een echte antiheld en het type van de onervaren, altijd twijfe­lende opvoeder. De omkering van het vertelperspectief is een meesterzet, waardoor de lezers een verfrissend kijkje in de keuken van het opvoeden krijgen. Aan deze behandeling van het eigentijdse thema – het onorthodoxe, ‘maakbare’ gezin – zijn verborgen politieke agenda’s gelukkig vreemd gebleven . Schrijfster Trude de Jong en illustratrice Georgien Overwater vormen een vast koppel, dat lichte humor en het plezier van het vertellen voorop stelt.

De Woutertje Pieterse Prijs gaat echter naar de auteur van het boek dat de jury unaniem, alle kwaliteiten van de genoemde boeken in acht genomen, domweg het sterkste vond. Het is een boek waarin niet de maatschappelijke thematiek, de psychologische waarschijnlijkheid van de personages of de herkenning zegevieren, maar het plezier en de macht van het vertel­len: Paul Biegels Laatste verhalen van de eeuw. Een boek dat is geschreven en vormgegeven als een ouderwets sprookjesboek. Een kloek, ruim opgezet boek met traditionele, embleemachtige illustraties van Fiel van der Veen.

Het boek bevat 19 verhalen, variërend van anderhalf tot 25 bladzijden. Allemaal zijn het sprook­jesachtige verhalen en legenden, waarin dieren spreken, kabouters rondlopen, reuzen eiken tafels worden, een zeemeermin zingt en een kikkermeisje een monsterlijke ringslang verslaat. Maar zoetsappig is dit doorgaans in razende vaart geschreven boek allerminst. Ook sympathieke personages gaan dood, gruwelijke ziektes eisen hun tol en niemand schrikt er­voor terug keihard wraak te nemen op monsters en schurken. Er wordt gevreten, gezopen, hard geslagen en wild gedanst. En als het zo uitkomt geeft men zich ‘helemaal en volledig en heftig en allerheerlijkst over aan de verrukking die liefde heet’. Dit zijn verhalen in de oerou­de betekenis van het woord: verzinsels die het moeten hebben van krachtige beelden, verras­sing en een flinke scheut humor, die hier en daar een scherp randje behoudt en een vleugje dreiging oproept.

Laatste verhalen van de eeuw is een ‘parade sauvage’, zoals Biegel het noemt middels een van Rimbaud geleend motto en het boek sluit dan ook af met de korte schets De bonte parade. Het verhaal bestaat eigenlijk uit de beschrijving van een koninklijke optocht, waarin ook plaats is voor muziekleraren, halfnaakte boksers, matrozen, toneelspelers en huisdieren. Na de be­schrijving is er nog maar één zin, de laatste van het verhaal en van het boek. Die zin luidt: ‘Bij de rivier hield de stoet halt, en allen weenden bitter omdat ze zo verschillend waren.’

Het is een geheimzinnig beeld, zoals veel van deze verhalen – met al hun vreemde en kol­derieke verzinsels, hun veelkleurigheid en plotselinge donkerte – mysterieuze beelden bevat­ten, die ons en de kinderen, die dit lezen of voorgelezen krijgen, zullen bijblijven. De jury vindt dat de deelnemers aan de optocht bij de rivier niet hoeven te huilen. Ze zijn allemaal verschillend, dat is waar en dat levert een hoop verdriet, onbegrip en ellende op. Maar hoe verschillend ook, ze kunnen zich getroost weten door de wetenschap dat ze deel uitmaken van het verhalen-universum van Paul Biegel. Ze zijn verbonden en leven dankzij de uitbundige, vrijuit en snel met beeld en klanken spelende stijl van hun verteller. Hun wordt tragiek, ong­eluk en wreedheid niet bespaard, maar zelfs de onbeheersbare krachten van de duisternis wor­den met een bevrijdende nuchterheid en aardse humor bezworen.

De Woutertje Pieterse Prijs gaat naar de auteur van het boek dat het eeuwig hedendaagse viert van de magie van het verhaal, de vitaliteit van het pure vertellen. En als er al een reden moet zijn om archaïsche frasen en uit de mode geraakt Nederlands te laten overleven, dan zijn deze verhalen van Biegel een uitstekende. Hier zijn ze op hun plaats, omdat ze hier werken. Ze geven de verzonnen werelden een eigen kleur, al was het maar dankzij de ironie die ze aantrekken. En dat is iets waar je niet jong genoeg van proeven kunt, bijvoorbeeld als je nieuws­gierig over de schouder van je vader of moeder wacht tot de bladzij wordt omgeslagen en je de tekening wilt zien die iets belooft over het verhaal waar de vertellersstem je naar bin­nen voert.

 

Dit gezegd hebbende kent de jury de Woutertje Pieterse Prijs 2000 met plezier toe aan Paul Biegel.

 

Amsterdam, 2 maart 2000

 

De jury:

Liesbeth Brandt Corstius, voorzitter;

Lieke van Duin,

Koosje Sierman,

Dirk van Weelden, leden.

Naar boven