Juryrapport Woutertje Pieterse Prijs 1996

Juryrapport van de Libris Woutertje Pieterse Prijs 1996

Voordat wij u bekendmaken met de winnaar van de Libris Woutertje Pieterse Prijs 1996, moet ons als jury het een en ander van het hart.

Zoals u enige tijd geleden via de pers hebt kunnen vernemen, heeft de huidige sponsor te kennen gegeven de steun aan deze prijs binnenkort te willen beëindigen. We betreuren die beslissing, maar erkennen tegelijkertijd dat Libris veel langer dan oorspronkelijk in de bedoeling lag de toekenning van de jaarlijkse Woutertje Pieterse Prijs ruimhartig heeft mogelijk gemaakt.

We hopen van ganser harte dat in de toekomst het bestaan van dit jeugdliteraire evenement gewaarborgd kan blijven. In het afgelopen decennium is de uitreiking van deze prijs steeds als een belangrijke graadmeter gezien voor de literaire emancipatie van het hedendaagse kinderboek. De diversiteit in taal en teken van de bekroonde werken maakt duidelijk dat die vernieuwing er een is die blijvend is, dwars door genres en leeftijden loopt, en keer op keer voor aangename verrassingen zorgt. De kunstmatige scheiding tussen jeugdliteratuur aan de ene en literatuur voor volwassenen aan de andere kant wordt er telkens opnieuw door gerelativeerd, en wij juichen dat zeer toe. De publicitaire rol daarbij van de Libris Woutertje Pieterse Prijs is ook in de toekomst van groot belang en daarom spreken wij nogmaals de hoop uit dat het werk van de jury gecontinueerd kan worden.

Want ook deze keer, al is de kwantiteit vergeleken bij vorig jaar wat minder, hebben wij ons kunnen verheugen over de kwaliteit van genoeg kinder- en jeugdboeken, van prentenboeken tot jeugdromans, om tot een erelijst te komen. Daarop prijken vijf titels die, in al hun verscheidenheid, voor een boeiende uitwisseling van meningen hebben gezorgd, totdat wij, eenstemmig, onze keus hebben bepaald. De motivering daarvoor volgt straks, maar eerst willen wij de vier boeken die tot op het laatst een rol speelden in de discussie aan u voorstellen.

Met Vreemd land heeft Rita Verschuur het derde deel van een jeugdautobiografie geschreven, die ons heeft getroffen door de subtiel verwoorde observaties van een sensitief meisje over aanpassingsproblemen en cultuurverschillen. Een fijnzinnige reconstructie van een cruciale levensfase waarin het zoeken naar een eigen identiteit centraal staat.

Toon Tellegen handhaaft zijn hoge kwaliteit in De verjaardag van de eekhoorn, waarin hij opnieuw bewijst een van de belangrijkste vernieuwers van de fabeltraditie te zijn. De samenwerking met Geerten Ten Bosch heeft deze keer gezorgd voor een uitbundig vormgegeven eenheid van tekst en illustratie.

Ook Veronica Hazelhoff wist ons zeer te charmeren met De sneeuwstorm, een poëtisch verslag van een winterse dwaaltocht, die gaandeweg een symbolisch perspectief krijgt waarin de onvolkomenheden van het leven zichtbaar worden. Mysterieus van sfeer, in nu eens humoristische, dan weer vervreemdende fragmenten, is dit een verhaal dat vooral tussen de regels gelezen moet worden.

En tenslotte waren wij onder de indruk van Bart Moeyaerts Blote handen, een in sterk suggestieve taal geschreven boek, waarin angst en onderhuidse spanning de lezer langzaam maar zeker in een wurgende greep krijgen. De intuïtieve maar ook zeer beheerste verteltrant van Moeyaert is speels, dwingend en van uitzonderlijk niveau.

Hulde aan deze auteurs, die zichtbaar maken dat de kinder- en jeugdliteratuur van dit moment rijk is aan literair vakmanschap, verbeelding en talige variatie.

Opvallend is daarbij dat de boeken niet echt omvangrijk zijn; ze hebben eerder een novelle-achtig karakter. Ook zien wij overeenkomsten voor wat betreft de fragmentarische structuur en een ingehouden schrijfwijze, die aandacht en betrokkenheid van de lezer vragen én stimuleren.

Daarnaast blijft er, gelukkig vinden wij, plaats voor het grote leesboek, dat de laatste tijd wat in de verdrukking lijkt te zijn geraakt. We bedoelen het breed opgezet en uitwaaierend verhaal met uitvoerige beschrijvingen, dialogen, overpeinzingen en avonturen, waardoor de lezer zich met huid en haar voelt opgenomen en meegevoerd. Dat laatste is natuurlijk alleen verzekerd als de schrijver over grote vertelkwaliteiten beschikt, en de jury is blij zó’n auteur te kunnen bekronen. Wij vinden Het boek van Bod Pa van Anton Quintana in alle opzichten een dijk van een boek.

‘Wie geboren werd, ging dood. Je groeide er vanzelf naartoe. Als je dat in de gaten kreeg, dan zou je toch geen stap meer willen verzetten.’
Deze woorden, die van alle tijden zijn en de grote existentiële vragen in zich herbergen, vormen de achtergrond van de onmacht en onwil van Perregrin, Quintana’s veertienjarige hoofdpersoon, om het leven tegemoet te treden. Hij is een brekebeen die tussen kind en volwassene stil is blijven staan en niet meer vooruit komt. In die positie van buitenstaander, van verlamde grensganger, is hij voor iedereen, maar misschien vooral voor jongeren van nu, een herkenbaar personage, ook al speelt het verhaal in lang vervlogen tijden.

Het is de intrigerende kobold, zwaardvechter, dronkaard en dichter Bod Pa die met zijn levenslessen Perregrin, wat pelgrim betekent, weet te bewegen tot verandering, tot het zetten van nieuwe stappen. Dat heeft, zogezegd, nogal wat voeten in de aarde, omdat de twee hoofdfiguren aanvankelijk vreemdelingen voor elkaar blijven. Maar als het vertrouwen er is, geneest brekebeen uiteindelijk zichzelf en leert, opnieuw, lopen.

Bod Pa, die in het leven alles heeft meegemaakt behalve de dood, is daarvoor in belangrijke mate verantwoordelijk. Zijn geneeskunst is even onorthodox als effectief. Hij gebruikt geen smeerseltjes of kruiden, maar hij injecteert Pelgrim op wonderlijke wijze met nieuwe levenskracht, innerlijke moed en toekomstverwachting. De bronnen vindt hij in gezamenlijke lange reizen, avontuurlijke zoektochten en – vooral – een karavaan van lange en korte, diepzinnige en humoristische verhalen. Daaruit put hij een medicinaal mengsel van filosofie, poëzie en sprookjes, een soort penicilline avant-la-lettre, waarvoor niemand ongevoelig kan blijven.

De metaforische gestalte die Bod Pa op den duur in de roman aanneemt, heeft onmiskenbaar connecties met de rijke geschiedenis van de verhalende volkscultuur. Zijn grote vertelgave fabuleert het identiteitsgevecht van Pelgrim tot een literaire werkelijkheid, die geschraagd wordt door de orale tradities van het ons overgeleverde volksverhaal, maar waarbinnen de contouren van de moderne initiatieroman zijn af te lezen.

Daarbij zijn allerlei verraderlijke kloven van het actuele New Age-denken vermeden. Bod Pa is en blijft een aardse sjamaan, die geworteld is in de eeuwenoude cultuur van de nomadische woestijnvolkeren, en wordt nergens een modieuze goeroe met bijbehorende geestverruimende context.

Anton Quintana heeft een boek geschreven om in te verdwalen, om spannende zoektochten in te maken en veel bijzondere ontdekkingen te doen.

Zijn beeldend talent is barok en soms onuitputtelijk en mateloos, vooral in natuursensaties die buitengewoon fysiek zijn neergezet. Wij herinneren ons het droge, opwolkende woestijnstof waardoorheen de ruiter uit het noorden met Raaf en Wolf de roman binnenrijdt. Of de rusteloze wind die, tot hij pagina’s later eindelijk gaat liggen, de lezer in een ademloze ban houdt. Maar de kracht van de taal wordt ook overtuigend gedemonstreerd in bondige dialogen, aforistische uitspraken, haiku-achtige gedichten, poëtische vergelijkingen, verrassende allusies en compacte paradoxen. Het is juist die eenheid van tegendelen die ervoor zorgt dat het lezen één groot avontuur is.

Quintana laat zich in deze jeugdroman kennen als een literaire Bod Pa, een begenadigde pelgrim in de taal met wie het goed reizen is. Daarvoor krijgt hij, met onze felicitaties, de Libris Woutertje Pieterse Prijs 1996.

Amsterdam 7 maart 1996

De jury

Hedy d’Ancona
Peter van den Hoven
Cyrille Offermans
Joost Swarte

Naar boven