Juryrapport van de Libris Woutertje Pieterse Prijs 1991
Hoe onbescheiden ook, toch willen wij u voorstellen, eerst een kijkje in de keuken van de jury te nemen, dan blijkt vanzelf wat daar bekokstoofd ís. U zult ons heus niet horen klagen over de hoeveelheíd werk dat er verzet moet worden wanneer juryleden meer dan zeventig boeken te lezen krijgen. Daar waren uiteraard, meestal voor de jongste lezers of toehoorders bedoelde, dunne boekjes bij met veel illustraties, maar ook hele dikke.
Het is maar goed dat deze prijs voor kinderliteratuur in de drie jaar van zijn bestaan het nodige prestige heeft verworven, er is zelfs wel eens sprake van een prijs met een hoge drempel; in elk geval blijkt dit prestige sommige uitgevers ervan te weerhouden, àl hun titels in te zenden en dat is alleen maar verstandig.
Van de boeken die ons onder ogen kwamen, hadden we de indruk dat ze gemiddeld van een heel behoorlijk niveau waren. Over pijnlijke missers zwijgen we liever. Wanneer we ons tot de betere helft bepalen, staat het Nederlandse kinderboek er, tenminste wat kwaliteit aangaat, beslist niet slecht voor. In die ontwikkelíng kan deze prijs wellicht iets bijdragen. De bekroning van vorig jaar van De dame en de neushoorn, het debuut van Anne Vegter en Geerten ten Bosch, is daarom ook voor de jury bemoedigend; het heeft in het nieuwe boek van het tweetal, Verse bekken, een even bijzondere opvolger gekregen. Het ís origineel van taalgebruik, geestig en van een grillige fantasie; de combinatie van tekst en tekeningen mag een feest genoemd worden. Maar, ze krijgen de prijs niet voor een tweede keer.
Nu we het toch over tekst, illustraties en uiterlijk van het kinderboek hebben – het is zelfs een bepaling in de reglementen van deze prijs dat een boek ais geheel dient te worden beoordeeld. Dat wil wel eens problemen opleveren, wanneer een aantrekkelijk verhaal vergezeld gaat van ontsierende tekeníngen of illustraties die, hoe fraai op zich ook, de bijbehorende tekst geen goed doen. Jammer voor de schrijver die daardoor een bekroning misloopt. Het omgekeerde komt trouwens vaker voor. Meerdere uitstekende illustratoren kregen helaas niet het boek dat ze verdienden.
De beoordeling van de verschillende titels bracht een stevige discussie binnen de jury met zich mee. Voor een deel was het een voortzetting van de discussie, die Jan Blokker vorig jaar aanging met Anne de Vries. als vertegenwoordiger van een publieksgerichte visie op het kinderboek. Hij verzette zich toen tegen de opvatting als zou een literaire beoordeling van het kinderboek voorbijgaan aan de kinderlijke beleving. De juryleden vertelden elkaar dit jaar, welke van de boeken die zij als kind lazen, een sterke of zelfs onvergetelijke indruk hadden achtergelaten. Het bleken soms juíst de boeken te zijn díe ze indertijd maar voor een deel begrepen hadden. Tussen onvergetelíjk en geheimzinnig lijkt een nauwelíjks te formuleren verband te bestaan. Of anders uitgedrukt: het boeiendst zijn vaak precies die boeken, die voldoende aan de, verbeelding van de jonge lezer overlaten.
Dit pleidooi voor een kinderliteratuur die, bevoogdend noch hurkend, vooral ruimte biedt aan de verbeelding en een verkenning van een wereld, die groter is dan alleen die van de kinderziel in ‘jeugdland’, is in het verleden al eens kernachtig verwoord door een schrijver van jeugdliteratuur: “De aard van het kind is niet het klein zijn, maar het groot worden. Niet wij moeten naar hen toe, zij moeten naar ons. Hoe meer wij kinderen omringen met dingen van hun eigen formaat, hoe meer wij hun ontwikkeling afremmen in zijn natuurlijke richting. Het is niet nodig dat kinderen alles begrijpen wat ze te horen krijgen.”
Het wordt tijd dat we namen gaan noemen. Nadat we met genoegen en soms met misnoegen de vele titels hadden gelezen, bleven er op de fijnere zeef enkele titels liggen.
Daar was Olle bij, prachtige miniaturen van Guus Kuijer rond zijn gisse hond, met grote liefde geschreven en met een zelfde eenvoud door Thé Tjong Khing geïllustreerd.
Vermeldenswaard is zeker ook Het feest op de maan van Toon Tellegen en Mance Post. Tellegen doet elk jaar tot het allerlaatst mee, ook nu weer met een onweerstaanbaar dierenverhaal. Ondanks de originele vorm van een boek dat er gesloten als een halve en open als een volle maan uitziet, leek het ons ten opzichte van andere auteurs niet eerlijk, de prijs toe te kennen aan een verhaal van enkele pagina’s.
Praktisch tot het laatst bleef Sjoerd Kuyper meedingen, met twee boeken zelfs, Robins zomer en Denk om de muizen! Het laatste had onze voorkeur. Zo hoort een kinderboek eruit te zien, was het grootste compliment dat we konden bedenken, het moet raar lopen als zo’n boek kinderen van zeven tot tien niet aanspreekt, het is geestig en met veel fantasie geschreven, strak van opbouw en het ziet er goed uit daarbij steken zelfs volwassenen er nog iets uit op over het verschil tussen rossewoelmuis, dwergmuis, eikelmuis, hazelmuis, waterspitsmuis, aardmuis, relmuis of zevenslaper enzovoort. Een goed boek, niet minder en ook niet meer.
Blijft er één ander boek over. De jury is voltallig tot de slotsom gekomen, de Libris Woutertje Pieterse Prijs 1991 te willen toekennen aan Paul Biegel voor zijn boek Anderland, een Brandaan mythe.
Er waren verschillende overwegingen die uiteindelijk de doorslag gaven. Het zwaarst woog het feit, voorzover een subjectief oordeel een feit genoemd mag worden, dat we hier te maken hebben, met een superieur verteld, qua compositie uitgebalanceerd verhaal, dat bovendien wat opzet en thematiek betreft van moed getuigt en over echt belangrijke zaken gaat zonder dat het verhaal met goede bedoelingen wordt belast. Biegel waagt zich aan grote thema’s – het utopische, het verlangen naar andere werelden, het ontstaan van de mythische vertelling. We weten dat hij ze niet voor het eerst aansnijdt, titels als Ik wou dat ik anders was, Haas, Het eiland daarginds en De tuinen van Dorr kunnen dat illustreren, maar ook binnen zijn omvangrijke oeuvre is dit boek nieuw. En tenslotte bekronen we geen auteur, geen oeuvre maar een boek.
Nieuw aan Anderland is dat het zo uitdrukkelijk oude mythen, in dít geval de Keltische mythe van de Brandaan-tocht, opnieuw vertelt, voor de jeugd. Dat houdt waarachtig meer in dan navertellen. Op sprekende wijze demonstreert Biegel, welke functie het vertellen voor ongeletterden moet hebben gehad. De vertelling gaat letterlijk van mond tot mond, door Biegel in een sterk ritmische, fugatische gespreksvorm opgeschreven; tegelijk wordt zichtbaar hoe een mythe ontstaat, hoe een drenkeling al vertellend een held wordt en hoe vervolgens deze held in het vertellen goddelijke afmetingen kan aannemen.
Biegels boek verdíent alleen al een bekroning om daarmee te bevorderen dat er meer van zulke oude mythen en verhalen voor jongere lezers toegankelijk worden gemaakt, op een manier die aan de oorspronkelijke literatuur geen afbreuk doet èn het jeugdig publiek serieus neemt. Gezien het feit dat het verhaal over vertellen en de kracht van de verbeelding gaat, kunnen we het verder alleen maar gelukkig noemen dat het een boek zonder illustraties is. Anderland is een echt boek, dat er nog goed uitziet ook.
Niet de geringste verdienste van dit boek is, dat het geschikt is voor oudere jonge lezers, een leeftijdsgroep waarvoor niet veel en niet bijster veel goede boeken geschreven worden, die bovendien rechtstreeks moeten concurreren mét de literatuur voor volwassenen.
Hier moeten we een curieus en misschien wel controversieel feít vermelden. Anderland is niet door de uitgever ingezonden maar door de jury op eigen initiatíef aan de lijst toegevoegd. Het boek is zelfs niet expliciet voor kinderen bedoeld, het UGI bevestigt dat. We hebben echter gemeend dit met een korreltje zout te moeten nemen, in de geest trouwens van Biegels eigen eerder gedane uitspraak, dat hij niet bewust voor kinderen schrijft. Dan maar onbewust, want kínderen lezen hem graag. Ter rechtvaardiging voor ons besluit, hoeven wel alleen maar naar het genre van het sprookje te verwijzen. En in Anderland is er bovendien de jongen Malle die aan de lippen van de verteller hangt en tenslotte in zijn voetspoor zal treden; hij is een figuur waarmee de jonge lezer zich gemakkelijk zal identificeren.
Voor het kinderboek bestaat geen bovengrens in leeftijd zomin als er voor literatuur een ondergrens valt aan te wijzen; en gelukkig is er nergens in de reglementen van deze prijs sprake van een leeftijdsgrens. Wij zijn zo vrij, Biegels uitspraak dat hij niet bewust voor kinderen schrijft, als een uitdaging op te vatten, als stelling dat jeugdigen boven de tien jaar veel meer aankunnen dan veelal wordt verondersteld. Mag hun dan het een en ander ontgaan, misschien prikkelt hen dat juist tot willen begrijpen, tot doorlezen, tot meer lezen. Niet wij moeten naar hen toe, zij moeten naar ons – u zult het boven aangehaalde citaat ongetwijfeld herkend hebben, het was afkomstig van Paul Biegel. Zijn uitgangspunt onderschrijven wij door Anderland te bekronen met de Libris Woutertje Pieterse Prijs voor jeugdliteratuur. Wie weet, is het na deze bekroning zelfs denkbaar dat er een volgende keer een literaire roman of verhalenbundel geprezen wordt om de eenvoudige reden dat hij ook voor jongere lezers geschikt is. Paul Biegel negeert met Anderland het vermeende verschil tussen kinderboek en literatuur, wij vallen hem met onze beoordeling van harte bij.
Amsterdam, 6 maart 1991
De jury
Pierre Janssen (voorzitter)
Aukje Holtrop
Jacq Firmin Vogelaar
Joost van de Woestijne